Parketnummer: 21-001533-10
Uitspraak d.d.: 4 oktober 2011
TEGENSPRAAK
Tussenarrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Roermond
van 5 november 2007 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is - na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad - gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 20 oktober 2010, 17 februari 2011,
7 juni 2011 en 20 september 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van hetgeen de advocaat-generaal naar voren heeft gebracht.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr A.C.J. Lina, naar voren is gebracht.
Verzoeken van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting van het hof de nadere onderzoekswensen van de verdediging kenbaar gemaakt, namelijk:
a) De raadsman acht het noodzakelijk dat, naar aanleiding van de gewijzigde proceshouding van verdachte, namelijk van een ontkennende verdachte in een (deels) bekennende verdachte, de onder verdachte inbeslaggenomen gereedschapskoffer met daarin de schroevendraaier waarmee verdachte heeft gestoken, wordt getraceerd en dat er nader onderzoek naar die schroevendraaier wordt gedaan.
b) Voorts acht de raadsman het noodzakelijk dat voor de beoordeling van de toerekenbaarheid van de daad en voor een verklaring voor de proceshouding van verdachte een nieuw onderzoek naar diens geestvermogens wordt ingesteld met het oog op het bepaalde in artikel 39 van het Wetboek van Strafrecht. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de deskundigen verdachte bij het eerdere multidisciplinaire onderzoek noodzakelijkerwijs als een ontkennende verdachte hebben beschouwd. Verdachte heeft echter zijn proceshouding gewijzigd en het tenlastegelegde feit (deels) bekend. De raadsman acht daarom een nieuwe multidisciplinaire rapportage gewenst.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de verzoeken van de raadsman dienen te worden afgewezen, nu de noodzaak tot de gewenste onderzoeken ontbreekt.
De advocaat-generaal heeft voorts aangegeven geen onderzoekswensen te hebben.
Beoordeling van de verzoeken van de verdediging
Ad a.
Het hof zal het verzoek van de raadsman om nader onderzoek naar de schroevendraaier afwijzen, nu het hof geen reden ziet om op dit punt te twijfelen aan het waarheidsgehalte van de verklaring van verdachte en de noodzaak tot verdergaand onderzoek daarom ontbreekt.
Ad b.
Het hof acht het, in het bijzonder gelet op de gewijzigde proceshouding van verdachte, noodzakelijk dat door een psychiater en een psycholoog, onderzoek naar de geestvermogens van verdachte ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde feit wordt ingesteld. Het hof acht het wenselijk dat de deskundigen zich ook uitlaten over de vraag of er vanuit gedragskundige optiek opmerkingen zijn over de proceshouding van verdachte, die jaren na het feit zo drastisch is gewijzigd. Het verzoek zal derhalve worden toegewezen.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat er een tweede dader betrokken is geweest bij het plegen van het tenlastegelegde feit, waarbij hij de volgende kenmerken en gegevens van deze persoon heeft genoemd:
- [N.N.];
- Destijds woonachtig in Eindhoven;
- Kale blanke man met een bol gezicht;
- Ongeveer 35 jaar oud;
- Ongeveer 1.75 m – 1.80 m lang;
- Destijds in het bezit van een Opel Vectra;
- Houder van hennepkwekerijen.
Zowel de advocaat-generaal als de raadsman hebben ter terechtzitting in hoger beroep aangegeven dat zij geen noodzaak zien tot nader onderzoek naar deze (mogelijke) tweede dader.
Het hof acht het met het oog op de waarheidsvinding noodzakelijk dat onder leiding van het openbaar ministerie onderzoek wordt ingesteld naar de door verdachte genoemde (mogelijke) tweede dader. Het hof acht – anders dan de advocaat-generaal – de door verdachte verstrekte informatie over de (mogelijke) tweede dader voldoende concreet om een onderzoek in te stellen naar het bestaan van deze persoon en diens mogelijke betrokkenheid bij het delict. Het hof acht het gewenst dat, indien een persoon wordt gevonden die voldoet aan de genoemde beschrijving en indien feiten en omstandigheden daartoe verder aanleiding geven, deze persoon wordt gehoord door de politie en desgeraden ook door de rechter-commissaris.
Het hof verzoekt de advocaat-generaal uiterlijk op de volgende inhoudelijke terechtzitting een proces-verbaal over te leggen waarin de op grond van de opdracht van het hof verrichte onderzoekshandelingen naar de (mogelijke) tweede dader en de uitkomsten daarvan worden gerelateerd.
Het hof zal in verband met de onderzoekshandeling ad b alsmede wat betreft het horen van [N.N.], zo deze wordt gevonden, de zaak verwijzen naar de
rechter-commissaris, belast met de behandeling in strafzaken in de rechtbank Roermond.
Zoals reeds ter terechtzitting van 20 september 2011 is bepaald, zal de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting van 16 januari 2012 te 10:00 uur worden hervat.
Beveelt dat door een psychiater en een psycholoog, een onderzoek wordt ingesteld naar de geestvermogens van verdachte ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde feit, met de opdracht om zich ook uit te laten over de vraag of er vanuit gedragskundige optiek opmerkingen zijn over de proceshouding van verdachte.
Verwijst de zaak daartoe naar de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Roermond.
Verzoekt de rechter-commissaris overigens al hetgeen te doen dat hij dienstig acht voor het uitvoeren van voornoemde onderzoekshandeling.
Stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Roermond, met voormeld doel.
Verzoekt de advocaat-generaal nader onderzoek te doen verrichten als hiervoor vermeld naar de door de verdachte genoemde (mogelijke) tweede dader en uiterlijk ter terechtzitting van 16 januari 2011 daaromtrent een proces-verbaal over te leggen als hiervoor bedoeld en verwijst de zaak naar voornoemde rechter-commissaris voor het horen van [N.N.], zo deze wordt gevonden.
Wijst af het verzoek van de raadsman om nader onderzoek naar de schroevendraaier.
Aldus gewezen door
mr P.A.H. Lemaire, voorzitter,
mr E.A.K.G. Ruys en mr C. Caminada, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr E.C.M. Steeghs, griffier,
en op 4 oktober 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.