ECLI:NL:GHARN:2011:BT2965

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
22 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.083.935/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een provisioneel bewindvoerder in hoger beroep tegen een tussenuitspraak

In deze zaak gaat het om de benoeming van een provisioneel bewindvoerder over betrokkene, die in hoger beroep is gegaan tegen een tussenuitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De rechtbank had op 17 december 2010 de behandeling van het verzoek van de vrouw om betrokkene onder curatele te stellen aangehouden en haar benoemd tot provisioneel bewindvoerder. Betrokkene, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Grijpstra, verzocht in zijn beroepschrift om de beschikking te vernietigen en de proceskosten te compenseren. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.A. Neslo, heeft het verzoek bestreden en verzocht om de beschikking te bekrachtigen.

Tijdens de behandeling van de zaak op 16 augustus 2011 zijn er enkele stukken te laat ingediend, die het hof buiten beschouwing heeft gelaten. Het hof heeft vastgesteld dat betrokkene en de vrouw gehuwd zijn in gemeenschap van goederen en dat de vrouw de kantonrechter had verzocht om betrokkene onder curatele te stellen vanwege een geestelijke stoornis. Het hof heeft geoordeeld dat er voldoende bewijs is dat betrokkene lijdt aan een geestelijke stoornis, waardoor hij niet in staat is zijn belangen behoorlijk waar te nemen. Dit heeft geleid tot ernstige financiële problemen voor hem en zijn gezin.

Het hof heeft de ontvankelijkheid van het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat, ondanks het voorlopige karakter van de beschikking, betrokkene ontvankelijk is in zijn hoger beroep. De beslissing van de rechtbank heeft een onherroepelijk karakter, wat betekent dat de gevolgen van de beschikking niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt. Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en bepaald dat iedere partij de eigen kosten van het geding in hoger beroep draagt.

Uitspraak

Beschikking d.d. 22 september 2011
Zaaknummer 200.083.935
HET GERECHTSHOF ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
beschikking in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat mr. R. Grijpstra, kantoorhoudende te Almere.
Belanghebbende:
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. J.A. Neslo, kantoorhoudende te Almere.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 17 december 2010 heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, de behandeling van het verzoek van de vrouw om betrokkene onder curatele te stellen aangehouden en de vrouw benoemd tot provisioneel bewindvoerder over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan betrokkene en haar alle bevoegdheden toegekend die een curator krachtens de wet heeft.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 16 maart 2011, heeft betrokkene verzocht de beschikking waarvan beroep te vernietigen en de proceskosten vanwege het huwelijk te compenseren, voor zover de wet toelaat uitvoerbaar bij voorraad.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 4 mei 2011, heeft de vrouw het verzoek bestreden en verzocht om de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen.
Ter zitting van 16 augustus 2011 is de zaak behandeld. Verschenen zijn betrokkene met zijn advocaat en de vrouw met haar advocaat.
De beoordeling
Te laat binnengekomen stukken
1. Op 10 augustus 2011 is er een faxbericht met bijlagen van mr. Grijpstra en op
12 augustus 2011 is er een faxbericht met bijlagen van mr. Neslo bij de griffie van het hof binnengekomen. Deze stukken zijn zonder noodzaak in strijd met het procesreglement korter dan tien kalenderdagen voorafgaand aan de zitting door het hof ontvangen. Daarom zal het hof deze stukken buiten beschouwing laten.
De vaststaande feiten
2. Betrokkene en de vrouw zijn gehuwd in gemeenschap van goederen. De vrouw heeft de kantonrechter bij inleidend verzoekschrift van 14 december 2010 verzocht om betrokkene onder curatele te stellen.
3. Bij de beschikking waarvan beroep heeft de kantonrechter beslist als hiervoor vermeld onder "Het geding in eerste aanleg". Het hoger beroep van betrokkene is hiertegen gericht.
Ontvankelijkheid van het appel
4. Artikel 358 lid 4 Rv bepaalt dat van tussenbeschikkingen hoger beroep slechts tegelijk met dat van de eindbeschikking kan worden ingesteld, tenzij de rechter anders heeft bepaald. Van een eindbeschikking is sprake indien in het dictum uitdrukkelijk wordt beslist omtrent enig deel van het verzochte en daarmee in zoverre een einde aan de rechtsstrijd wordt gemaakt. Hoewel de beslissing van de rechtbank een voorlopig karakter draagt, is het hof van oordeel dat de betrokkene toch ontvankelijk is in zijn hoger beroep.
5. Voor de ontvankelijkheid van het hoger beroep is immers mede doorslaggevend of de voorlopige beslissing een onherroepelijk karakter heeft in die zin dat de beschikking, eenmaal geëffectueerd, in haar gevolgen niet meer ongedaan kan worden gemaakt. Het hof is van oordeel dat daarvan sprake is.
De overwegingen
De wijze van totstandkoming van de beschikking
6. Voor zover betrokkene erover klaagt dat hij door de kantonrechter gehoord had moeten worden en dat de rechtbank een medisch specialist had moeten inschakelen, zodat de kantonrechter de beginselen van een goede procesorde onvoldoende in acht heeft genomen, heeft hij geen belang bij verdere behandeling van de klacht. Nog los van het antwoord op de vraag of de kantonrechter bij de totstandkoming van de beschikking inderdaad heeft gehandeld in strijd met voornoemde beginselen, heeft betrokkene thans in hoger beroep de zaak in zijn geheel ter beoordeling aan het hof voorgelegd. Hij is daarbij in de gelegenheid gesteld zijn inhoudelijke bezwaren tegen de beschikking kenbaar te maken. De procedure in hoger beroep strekt er mede toe eventuele (processuele) onvolkomenheden uit de eerste aanleg te verbeteren. Daarbij komt dat de kantonrechter juist een tussenbeschikking heeft gegeven om de man te kunnen horen alvorens een eindoordeel te geven. Het hof verbindt aan de klacht verder dan ook geen gevolgen.
De inhoudelijke beoordeling
7. De vrouw heeft de rechtbank verzocht om betrokkene onder curatele te stellen omdat betrokkene door een geestelijke stoornis niet in staat is zijn belangen behoorlijk waar te nemen en dit zorgt voor ernstige financiële problemen, niet alleen voor betrokkene zelf, maar voor het hele gezin. Betrokkene betwist dat er sprake is van een geestelijke stoornis.
8. Het hof is, mede gezien de inhoud van de door de vrouw in het geding gebrachte brief van psychiater [psychiater] van 21 maart 2011, van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de man leidt aan een geestelijke stoornis, waardoor hij niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen behoorlijk waar te nemen.
Uit de voornoemde brief leidt het hof voorts af dat er sprake is van een causaal verband tussen de geestelijke stoornis van betrokkene en zijn handelen.
9. Uit het verhandelde ter terechtzitting van het hof is komen vast te staan dat betrokkene gestopt is met het gebruik van de, in het kader van zijn geestelijke stoornis, voorgeschreven medicijnen. Hij is tweemaal zonder mededeling vooraf voor langere tijd naar het buitenland vertrokken en heeft daar grote sommen geld opgenomen via een creditcard of een persoonlijk krediet. Betrokkene kan niet duidelijk maken hoe hij zich op zijn reizen heeft voorbereid en kan geen afdoende verklaring geven voor het feit dat hij tijdens die reizen grote sommen geld heeft uitgegeven. Betrokkene verklaarde ter terechtzitting dat hij een tijdelijke kamer in Londen voor een aanzienlijk bedrag heeft opgeknapt. Voor het overige kon betrokkene niet zeggen waar het geld aan op is gegaan. Vast staat dat betrokkene door zijn vertrek naar het buitenland is ontslagen bij zijn werkgever. Ter terechtzitting heeft de vrouw verklaard dat de betaling van de hypotheek van de gezamenlijke woning in gevaar kwam door de geldopnames van betrokkene en dat betrokkene ook na de bestreden beschikking nog heeft geprobeerd creditcards aan te vragen en kredieten af te sluiten.
10. Betrokkene stelt dat de beschikking tot benoeming van een provisioneel bewindvoerder spoedeisend belang ontbeerde en ontbeert. Gelet op het vorenstaande is het hof, met de kantonrechter, echter van oordeel dat een provisioneel bewind noodzakelijk is om de belangen van betrokkene te beschermen.
11. Nu het provisionele bewind een tijdelijke maatregel is en er een datum voor de verdere behandeling van het verzoek van de vrouw om betrokkene onder curatele te stellen door de rechtbank is vastgesteld, ziet het hof geen noodzaak om in dit stadium een nader medisch onderzoek te gelasten.
Slotsom
12. Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden bekrachtigd.
13. Nu partijen echtgenoten zijn worden de kosten van het geding in hoger beroep gecompenseerd in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van het geding in hoger beroep draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.H. Garos, voorzitter,
G.M. van der Meer en R. Feunekes, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 september 2011 in bijzijn van de griffier.