ECLI:NL:GHARN:2011:BT2193
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid voor gemeenschapsschuld in het kader van een geldlening tussen ex-partners
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem werd behandeld, ging het om de aansprakelijkheid voor een gemeenschapsschuld die voortvloeide uit een geldleningsovereenkomst. De appellante, die een affectieve relatie had met de ex-partner van de geïntimeerde, had tijdens het huwelijk van deze ex-partner met de geïntimeerde een aantal schulden voldaan. De rechtbank had in eerste aanleg de vordering van de appellante afgewezen, omdat zij deze onvoldoende had onderbouwd. De appellante stelde dat zij met de ex-partner van de geïntimeerde een geldlening was aangegaan voor een totaalbedrag van € 22.566,72, waarvan zij de helft, € 11.283,36, van de geïntimeerde vorderde. De geïntimeerde betwistte de aansprakelijkheid en stelde dat zij geen partij was bij de overeenkomst van geldlening.
Het hof oordeelde dat de vordering van de appellante grotendeels toewijsbaar was. Het hof stelde vast dat de appellante met door haar gefourneerde gelden gemeenschapsschulden van de geïntimeerde en haar ex-partner had voldaan. De geïntimeerde had erkend dat de appellante in feite geld had geleend aan de ex-partner. Het hof concludeerde dat de schuld voortvloeiende uit de geldlening een gemeenschapsschuld was, en dat de geïntimeerde op grond van artikel 1:102 BW hoofdelijk aansprakelijk was voor de helft van deze schuld. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde de geïntimeerde tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van verzuim.
De uitspraak benadrukt de aansprakelijkheid van een partner voor gemeenschapsschulden, ook als deze niet direct partij is bij de overeenkomst, en de gevolgen van het niet voldoen aan financiële verplichtingen binnen een gemeenschap van goederen.