ECLI:NL:GHARN:2011:BR6801

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
6 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.028.779/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tekortkoming gerechtsdeurwaarder en ontbinding van overeenkomst

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 6 september 2011, gaat het om een hoger beroep betreffende een tekortkoming van een gerechtsdeurwaarder en de ontbinding van een overeenkomst. De appellanten, K.C.F. Ondersteuning V.O.F. en twee andere partijen, hebben in eerste aanleg als gedaagden gefungeerd, terwijl de geïntimeerde, gevestigd te Assen, als eiseres optrad. De zaak is voortgekomen uit een eerder tussenarrest van 12 april 2011, waarin het hof oordeelde dat het beroep van KCF op ontbinding van de overeenkomst slaagde. De vordering van de geïntimeerde, die gebaseerd was op nakoming van de overeenkomst, werd afgewezen. Het hof oordeelde dat de kosten die KCF had gemaakt in verband met het beslag op een schip en de voorbereidingen voor veilingen niet voor vergoeding in aanmerking kwamen, omdat deze van onwaarde waren. KCF werd wel veroordeeld tot vergoeding van andere door de geïntimeerde gemaakte kosten, maar het hof kon de exacte omvang daarvan niet vaststellen zonder nadere toelichting van partijen.

In de uitspraak van 6 september 2011 heeft het hof het bestreden vonnis vernietigd en geoordeeld dat de geïntimeerde slechts recht had op een bedrag van € 124,66, mits dit bedrag nog niet was betaald. Tevens werd de geïntimeerde veroordeeld om aan KCF terug te betalen wat KCF op basis van het vernietigde vonnis had voldaan, minus het bedrag van € 124,66. De geïntimeerde werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van beide instanties. Het hof verklaarde het arrest uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

Arrest d.d. 6 september 2011
Zaaknummer 200.028.779/01
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
1. K.C.F. Ondersteuning V.O.F.,
gevestigd te Zwartsluis,
2. [appellant sub 2],
wonende te [woonplaats],
3. [appellant sub 3],
wonende te [woonplaats],
appellanten,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk in enkelvoud te noemen: KCF,
advocaat: mr. B. Korvemaker, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[geïntimeerde],
gevestigd te Assen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. J.M. Pol, kantoorhoudende te Assen.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 12 april 2011 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Ter uitvoering van voormeld tussenarrest hebben partijen ieder een akte genomen, waarna opnieuw de stukken zijn overgelegd voor het wijzen van arrest.
De verdere beoordeling
1. In het tussenarrest van 12 april 2011 heeft het hof geoordeeld dat het beroep van KCF op ontbinding van de overeenkomst slaagt en dat de vordering van [geïntimeerde], voor zover deze is gegrond op nakoming van de overeenkomst daarom niet toewijsbaar is. Voor zover [geïntimeerde] haar vordering (subsidiair) grondt op nakoming van de uit de ontbinding voortvloeiende ongedaanmakingsverbintenis aan de zijde van KCF, heeft het hof geoordeeld dat het beslag op het schip, de voorbereiding van de eerste en de tweede veiling en alle daarmee verband houdende werkzaamheden voor KCF uiteindelijk van onwaarde zijn geweest. De daaraan verbonden kosten (inclusief die van de notaris) behoeft KCF dan ook niet te voldoen. Voor wat betreft de eventuele resterende door [geïntimeerde] verrichte werkzaamheden en gemaakte kosten heeft het hof overwogen dat die door KCF dienen te worden vergoed, waarbij het hof geen aanleiding ziet deze anders te waarderen dan overeenkomstig de bedragen die door [geïntimeerde] op grond van de overeenkomst in rekening hadden mogen worden gebracht. Omdat de omvang daarvan zich, zonder nadere uitlating door partijen, niet liet vaststellen heeft het hof de zaak naar de rol verwezen teneinde [geïntimeerde] in de gelegenheid te stellen zich hierover uit te laten,waarna KCF hierop zou mogen reageren. Vervolgens hebben beide partijen zich daarover bij akte uitgelaten. Naar aanleiding daarvan overweegt het hof thans als volgt.
2. Door [geïntimeerde] is aan KCF in rekening gebracht een bedrag van € 6.885,97 inclusief B.T.W. (zie prod. 1 bij inleidende dagvaarding), waarop zij vervolgens een bedrag van € 2.171,81 in mindering heeft gebracht (zie prod. 3 bij inleidende dagvaarding), zodat resteert € 4.714,16. Het bedrag van € 2.171,81 betreft een korting op de nota van de notaris. Aangezien echter de werkzaamheden van de notaris toch al niet voor vergoeding in aanmerking komen (zij hebben immers betrekking op het beslag en de niet doorgegane veilingen) is deze korting verder niet relevant. Voornoemde productie 1 bevat naast de doorbelaste werkzaamheden van de notaris de posten (i) correspondentie/studie, (ii) betekening en bevel, (iii) informatiekosten, (iv) beslagkosten, (v) verdeelkosten en (vi) porti-dossier- en bureaukosten.
3. Van deze posten heeft post (iv) betrekking op het beslag, zodat deze niet voor vergoeding in aanmerking komt. Ten aanzien van de posten (i), (iii) en (v) is het hof met KCF van oordeel dat [geïntimeerde] niet heeft toegelicht waaruit die precies bestaan en waarom die geen verband zouden houden met het beslag en de (niet gehouden) veilingen. Deze komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking. Ten aanzien van de posten (ii) en (vi) heeft KCF erkend dat deze voor vergoeding in aanmerking komen, zodat deze posten toewijsbaar zijn. Deze posten bedragen tezamen € 124,66. KCF heeft de ontbinding niet eerder ingeroepen dan bij conclusie van antwoord in eerste aanleg. De verbintenis tot ongedaanmaking is eerst daarna ontstaan zodat van enige verschuldigdheid van buitengerechtelijke kosten geen sprake kan zijn. Gesteld noch gebleken is voorts dat en per wanneer KCF met de ongedaanmaking in verzuim is gekomen, zodat voor toewijzing van wettelijke rente evenmin enige grond bestaat.
De slotsom
4. Het appel is gegrond. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd en van de vordering van [geïntimeerde] zal slechts een bedrag van € 124,66 worden toegewezen, indien en voor zover dit bedrag niet reeds is betaald. De vordering tot terugbetaling van hetgeen uit hoofde van het vonnis in eerste aanleg is betaald zal worden toegewezen, minus genoemd bedrag van € 124,66. [geïntimeerde] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van beide instanties (voor wat betreft het te liquideren salaris van de advocaat te begroten op: in eerste aanleg 2 punten in tarief I en in hoger beroep op 3 punten in tarief I).
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis van 5 november 2008 waarvan beroep
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt KCF om aan [geïntimeerde] te betalen € 124,66, indien en voor zover dit bedrag niet reeds is betaald;
veroordeelt [geïntimeerde] om aan KCF te betalen al hetgeen KCF uit hoofde van het vernietigde vonnis aan [geïntimeerde] heeft voldaan, minus voormeld bedrag van € 124,66 en vermeerderd met de wettelijke rente over het aldus verschuldigde bedrag vanaf de dag waarop de betaling door KCF aan [geïntimeerde] is gedaan, tot aan de voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van KCF:
in eerste aanleg op € 303,- aan verschotten en € 768,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat,
in hoger beroep op € 491,25 aan verschotten en € 1.896,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mrs. L. Janse, voorzitter, L. Groefsema en M.W. Zandbergen, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 6 september 2011 in bijzijn van de griffier.