Parketnummer: 21-001533-10
Uitspraak d.d.: 21 juni 2011
TEGENSPRAAK
Tussenarrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Roermond van
5 november 2007 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is -na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad- gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 20 oktober 2010, 17 februari 2011 en
7 juni 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van hetgeen de advocaat-generaal naar voren heeft gebracht. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr A.C.J. Lina, naar voren is gebracht.
Verzoeken van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting van het hof de nadere onderzoekswensen van het openbaar ministerie kenbaar gemaakt, namelijk:
a) Sporen in de woning in [plaats 1]
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het Independent Forensic Services (hierna: IFS) de onderzoeksopdracht, zoals geformuleerd in het tussenarrest van het hof d.d. 3 november 2010, ruimer heeft opgevat dan waarom het openbaar ministerie heeft verzocht en dan het hof heeft beoogd toe te wijzen. De advocaat-generaal heeft primair verzocht om de onderzoeksopdracht aan het IFS te preciseren, zodat de opdracht beperkt wordt tot de vijf vraagpunten die het openbaar ministerie heeft genoemd in de schriftelijke onderzoekswensen d.d. 30 juli 2010 onder punt 6 en punt 7.
b) Subsidiair acht de advocaat-generaal het gewenst dat, gelet op het aantreffen van de DNA profielen van de ‘onbekende man A’ zoals bedoeld in de brief van het IFS van 31 mei 2011, DNA-referentiemonsters van de navolgende personen aan het IFS ter beschikking komen voor vergelijkend onderzoek:
- [getuige 1];
- de verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4], voor zover zij niet reeds in de exclusie databank zijn opgenomen;
- [getuige 2] (de oom van het slachtoffer).
c) Sporen op de kleding en de sieraden van het slachtoffer
De advocaat-generaal acht het ten aanzien van de sporen op de kleding en de sieraden van het slachtoffer gewenst dat DNA-referentiemonsters van de navolgende personen aan het IFS ter beschikking komen voor vergelijkend onderzoek:
- [getuige 3] (ambulance chauffeur);
- [getuige 4] (ambulance verpleegkundige);
- [naam forensisch arts] (forensisch arts);
- [getuige 5] (buurman);
- [naam dochter van het slachtoffer] (dochter van het slachtoffer);
- [naam zoon van het slachtoffer] (zoon van het slachtoffer);
- [getuige 6] (moeder van het slachtoffer);
- [getuige 7] (zus van het slachtoffer);
- de verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6], voor zover zij niet reeds in de exclusie databank zijn opgenomen;
- [naam hulpofficier van justitie] (hulpofficier van justitie), voor zover hij niet reeds in de exclusie databank is opgenomen;
- [verbalisant 7] (leider plaats delict), voor zover hij niet reeds in de exclusie databank is opgenomen;
- de verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 8], [verbalisant 9] en [verbalisant 10], voor zover zij niet reeds in de exclusie databank zijn opgenomen;
- [verbalisant 11] (technisch coördinator), voor zover hij niet reeds in de exclusie databank is opgenomen.
d) Bloedspoor op het onderlaken
De advocaat-generaal heeft voorts verzocht om het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) op te dragen door middel van een DNA-referentiemonster van [naam zoon van het slachtoffer], de zoon van het slachtoffer, nadrukkelijk in kwaliteit als derde-niet-verdachte, te onderzoeken of zijn DNA is aangetroffen in het bloed op het onderlaken (spoor CVA997).
e) Tenslotte heeft de advocaat-generaal het hof verzocht om het IFS op te dragen dat alle onderzoeken uiterlijk op 1 september 2011 zijn afgerond.
Verzoeken van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting van het hof de nadere onderzoekswensen van de verdediging kenbaar gemaakt, namelijk:
f) De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het IFS het onderzoek naar DNA-sporen in de toiletruimte te [plaats 1] moet kunnen voortzetten. Meer in het bijzonder wenst de raadsman dat de daar aangetroffen DNA-profielen van een ‘onbekende man A’ zoals bedoeld in de brief van het IFS d.d. 31 mei 2011 vergeleken worden met het DNA profiel dat is aangetroffen op het onderlaken van het kinderbedje (CVA997) en een papiertje uit de auto van verdachte (CVA940#01), door het NFI ook aangeduid als ‘onbekende man A’.
g) Voorts wenst de raadsman dat de DNA-profielen die door het IFS worden aangetroffen op de kleding en/of sieraden van het slachtoffer worden vergeleken met de hiervoor genoemde sporen op het onderlaken en het papiertje.
h) De raadsman acht het verder gewenst dat de DNA-referentiesmonsters van [getuige 1] en van [getuige 2] ter beschikking komen aan het IFS ter vergelijking met de in de toiletruimte aangetroffen sporen van de ‘onbekende man A’.
i) Daarnaast heeft de raadsman verzocht om toevoeging aan het dossier van het volledige DNA-profiel van de sporen uit het nagelvuil van het slachtoffer en de hiervoor genoemde sporen CVA997 en CVA940#01.
j) Tenslotte heeft de raadsman verzocht dat het IFS in de gelegenheid wordt gesteld te reageren op het NFI-rapport van 24 mei 2011 over nagelvuil.
Beoordeling van de verzoeken
Ad a. Het hof zal het verzoek van de advocaat-generaal tot precisering van de onderzoeksopdracht aan het IFS toewijzen en herformuleert de onderzoeksopdracht met betrekking tot het toilet te [plaats 1] als volgt:
1. Kan worden aangegeven of het bloedspoor op de grond van de wc – naast de toiletrollen (CVA945) – afkomstig is van het wassen van bebloede handen of dat dit bloedspoor een andere oorsprong heeft (bijvoorbeeld een partiële afdruk van een schoen of ander voorwerp)?
2. Kan aan de hand van de aangetroffen hoeveelheid bloed in de wasbak, handdoek en de vloer een uitspraak worden gedaan over de hoeveelheid bloed die zich daadwerkelijk op de handen (welke zijn afgewassen) heeft bevonden?
3. Kan aan de hand van de beschikbare informatie een bloedspooranalyse van de sporen in dit toilet worden gemaakt?
4. Een nadere onderbouwing aan de inbeslaggenomen handdoek uit het toilet in [plaats 1] om te beoordelen of zich op de handdoek daadwerkelijk bloed van [verdachte] bevindt.
5. Een statistische onderbouwing van conclusie 9 in het rapport d.d. 25 juli 2007 (pagina 23) dat het hoofdprofiel in het verkregen mengprofiel overeenkomstig het profiel van verdachte is.
Ad b, c, d en h. Het hof ziet geen noodzaak om te bepalen dat door het IFS, de advocaat-generaal en de raadsman genoemde DNA-referentiemonsters worden vergeleken met de onbekende DNA-profielen die in [plaats 1] zijn gevonden, nu het anders dan het IFS aanneemt, niet gaat om de plaats van het delict. Er bestaat bovendien naar het oordeel van het hof geen enkele aanwijzing dat als een ander of anderen dan verdachte de dader(s) is/zijn, die ander of anderen in die woning zijn geweest. De noodzaak tot verdergaand onderzoek ontbreekt daarom.
Ad c en g. Het hof constateert dat op dit moment nog niet duidelijk is geworden of op de kleding en/of de sieraden van het slachtoffer bruikbare DNA-profielen zijn aangetroffen. Indien dit wel het geval is, acht het hof het noodzakelijk dat deze profielen worden vergeleken met de profielen in de DNA-databank en met de in het dossier reeds bekende DNA-profielen. Het hof zal de rechter-commissaris verzoeken daartoe het nodige te doen.
Ad c. Het hof zal het verzoek van de advocaat-generaal om door het IFS van de eventueel bruikbare profielen op de kleding en/of sieraden van het slachtoffer en het bloedspoor op het onderlaken te vergelijken met de gevraagde DNA-referentiemonsters afwijzen, nu de noodzakelijkheid hiertoe niet is gebleken. De advocaat-generaal heeft onvoldoende aannemelijk kunnen maken hoe de resultaten daarvan kunnen bijdragen aan hetzij de these dat verdachte hetzij de door hem bedoelde onbekende persoon (personen) de dader is/zijn. De desbetreffende personen zijn immers in geen scenario mogelijk verdachte. Wordt er geen match gevonden, dan blijft het DNA van een onbekende persoon, en dat kunnen er zeer velen zijn.
Ad f. Het hof zal het verzoek van de raadsman om vergelijking van enerzijds de in [plaats 1] aangetroffen DNA profielen van een ‘onbekende man A’ zoals bedoeld in de brief van het IFS d.d. 31 mei 2011, met anderzijds het DNA-profiel dat is aangetroffen op het kinderbed (CVA997), en het papiertje uit de auto van verdachte (CVA940#01), door het NFI ook aangeduid als ‘onbekende man A’ afwijzen, nu er in verdachte’s lezing van het gebeuren geen enkele aanwijzing is dat de dader(s) ook in de woning te [plaats 1] zijn geweest.
Ad i. Het hof acht het verzoek van de raadsman om volledige DNA profielen van de sporen uit het nagelvuil van het slachtoffer en de hiervoor genoemde sporen CVA997 en CVA940#01 toe voegen aan het dossier onvoldoende onderbouwd en zal dit verzoek afwijzen nu de noodzakelijkheid daartoe niet is gebleken.
Ad j. Het hof zal het verzoek van de raadsman om het IFS te laten reageren op het NFI rapport van 24 mei 2011 over nagelvuil toewijzen.
Ad e. Tenslotte zal het hof de advocaat-generaal verzoeken ongeveer drie weken voor de inhoudelijke behandeling van de zaak op 20 september 2011 bij het NFI en het IFS te informeren naar de stand van zaken op dat moment en het hof en de raadsman daarover te informeren.
Wijst toe het verzoek tot precisering van de onderzoeksopdracht aan het IFS met betrekking tot het toilet te [plaats 1] in voormelde zin.
Verzoekt de rechter-commissaris te doen nagaan of op de kleding en/of de sieraden van het slachtoffer bruikbare DNA-profielen zijn aangetroffen en, indien dit het geval is, deze profielen te doen vergelijken met de profielen in de DNA-databank en met de in het dossier reeds bekende DNA-profielen.
Wijst toe het verzoek om het IFS te laten reageren op het NFI rapport van 24 mei 2011 over nagelvuil.
Verwijst de zaak daartoe, voor zoveel nodig wederom, naar de rechter-commissaris, belast met de behandeling van de strafzaken in de rechtbank Roermond.
Verzoekt de rechter-commissaris overigens al hetgeen te doen dat hij dienstig acht voor het uitvoeren van voornoemde onderzoekshandelingen.
Stelt de stukken, voor zoveel nodig wederom, in handen van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Roermond, met voormelde doelen.
Wijst af de overige verzoeken van de advocaat-generaal en de verdediging.
Beveelt de oproeping van de deskundigen:
- ing. R. Eikelenboom, forensisch onderzoeker, en drs. S.J.M. Eikelenboom-Schieveld, arts/forensisch-medisch onderzoeker, beiden verbonden aan het IFS;
- drs. A. Maes, pathaloog-anatoom, en drs. K. Vos, forensisch onderzoeker, beiden verbonden aan het NFI
tegen het hiervoor genoemde tijdstip.
Verzoekt de advocaat-generaal ongeveer drie weken voor de behandeling van de zaak, bij het IFS en het NFI te informeren naar de stand van zaken op dat moment en het hof en de raadsman daarover te informeren.
Aldus gewezen door
mr P.A.H. Lemaire, voorzitter,
mr E.A.K.G. Ruys en mr C. Caminada, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr E.C.M. Steeghs, griffier,
en op 21 juni 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.