ECLI:NL:GHARN:2011:BQ5077
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Heft machtiging tot uithuisplaatsing van kinderen bij grootouders vaderszijde
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 22 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarige kinderen. De moeder, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter, verzocht om de uithuisplaatsing van haar kinderen, die sinds 25 december 2010 bij de grootouders aan vaderszijde verbleven, te beëindigen. De kinderrechter had eerder op 27 januari 2011 een machtiging verleend voor de uithuisplaatsing na meldingen van mishandeling en zorgwekkende opvoedsituaties. Tijdens de zitting op 7 maart 2011 waren de moeder, vertegenwoordigers van Bureau Jeugdzorg (BJZ) en de raad aanwezig, maar de vader was niet verschenen.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden rondom de uithuisplaatsing zorgvuldig gewogen. De moeder had de kinderen na het uiteengaan met de vader bij zich, maar door een incident met brandwonden bij een van de kinderen was de situatie geëscaleerd. Het hof concludeerde dat er onvoldoende gronden waren om de uithuisplaatsing te verlengen, aangezien de moeder in staat leek om een stabiel gezinsleven te bieden. De eerdere zorgen over de veiligheid van de kinderen waren niet meer van dien aard dat een verlenging van de uithuisplaatsing noodzakelijk was.
Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter gedeeltelijk vernietigd en de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen bij de grootouders met onmiddellijke ingang opgeheven. De beslissing van het hof benadrukt het belang van de stabiliteit en de opvoedingssituatie van de kinderen, waarbij de moeder bereid was om samen te werken met de ondertoezichtstelling.