ECLI:NL:GHARN:2011:BQ5048

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
3 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.069.091
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen vader en minderjarige dochter

In deze zaak gaat het om de omgangsregeling tussen de vader en zijn minderjarige dochter, geboren in 1995. De vader heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 8 april 2010 aangevochten, waarin de uitoefening van het recht op omgang was geschorst. De rechtbank had bepaald dat de moeder de vader moest informeren over belangrijke zaken met betrekking tot de dochter, maar de vader was van mening dat de omgang niet onbeperkt geschorst kon worden. Het hof heeft vastgesteld dat de schorsing van de omgang niet onbeperkt kan zijn, maar dat de vader na een jaar een verzoek kan indienen voor een omgangsregeling. De vader heeft in het verleden weinig informatie van de moeder ontvangen over de dochter en heeft aangegeven dat hij beter geïnformeerd wil worden. De moeder heeft echter gesteld dat zij haar informatieplicht nakomt en dat de vader zelf ook informatie kan verkrijgen via de school. Het hof heeft de moeder opgedragen om de vader eenmaal per jaar een recente foto van de dochter te verstrekken. De beslissing van de rechtbank om de omgang te schorsen is door het hof bekrachtigd, omdat het in het belang van de dochter is dat zij de tijd krijgt om zelf te beslissen over de omgang met haar vader. Het hof heeft de vader de mogelijkheid gegeven om na een jaar opnieuw een verzoek in te dienen, mocht de situatie veranderen.

Uitspraak

Beschikking d.d. 3 maart 2011
Zaaknummer 200.069.091
HET GERECHTSHOF ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Beschikking in de zaak van
[naam vader],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. L.M. de Jong, kantoorhoudende te Kampen,
tegen
[naam moeder],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. P. Bosma, kantoorhoudende te Zeewolde.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 8 april 2010 heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, de uitoefening van het recht op omgang tussen de vader en de minderjarige [kind] (hierna: [kind]), geboren op [1995] te [geboorteplaats], geschorst en bepaald dat de moeder de vader informeert omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van de minderjarige, waaronder begrepen haar gezondheidssituatie en haar schoolprestaties, en hem raadpleegt over daaromtrent te nemen beslissingen en hem kopieën zal verstrekken van de schoolrapporten van de minderjarige.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 24 juni 2010, heeft de vader verzocht de beschikking van 8 april 2010 te vernietigen en opnieuw beslissende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen zoals in het petitum staat omschreven.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 5 augustus 2010, heeft de moeder het verzoek bestreden en verzocht de verzoeken van de vader af te wijzen.
Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief van
12 juli 2010 van mr. Bosma, een brief van 20 december 2010 met bijlagen en een brief van 29 december 2010 met bijlagen, beide van mr. De Jong.
Van [kind] is een brief met bijlage d.d. 28 november 2010 ingekomen ter griffie van het hof.
Op 14 januari 2011 is [kind] gehoord door een raadsheer-commissaris.
Ter zitting van 14 januari 2011 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de vader en de moeder, beiden bijgestaan door hun advocaat. Namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad) is de heer Kelderhuis verschenen. Mr. De Jong heeft mede het woord gevoerd aan de hand van een door hem overgelegde pleitnotitie.
De beoordeling
De vaststaande feiten
1. Uit de - inmiddels verbroken - relatie tussen de vader en de moeder is [kind] geboren. De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [kind]. [kind] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de moeder.
2. Bij beschikking van 5 juli 2001 van de rechtbank Zwolle is een omgangsregeling tussen de vader en [kind] vastgesteld.
3. De moeder heeft de rechtbank - bij inleidend verzoek van 10 maart 2009 - verzocht te bepalen dat er tussen de vader en [kind] geen omgang meer zal plaatsvinden. De vader heeft de rechtbank - bij verweerschrift van 1 mei 2009 tevens inhoudende een zelfstandig verzoek - verzocht te bepalen dat de moeder gehouden is de vader te informeren en te consulteren.
4. De rechtbank heeft de zaak bij tussenbeschikking van 10 juni 2009 aangehouden voor de duur van zes maanden en de raad verzocht te rapporten en te adviseren over de wijze waarop uitvoering kan worden gegeven aan de omgangsregeling tussen de vader en [kind]. De raad heeft de rechtbank bij rapportage van
16 december 2009 geïnformeerd en geadviseerd het recht op omgang tussen de vader en [kind] te schorsen.
5. Bij de beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank beslist zoals hiervoor vermeld onder "Het geding in eerste aanleg". Het hoger beroep van de vader richt zich tegen deze beslissing.
De overwegingen
De omgang
6. In mei 2008 heeft er voor de laatste keer omgang plaatsgevonden tussen de vader en [kind]. [kind] wilde geen contact meer met de vader omdat er volgens haar veel dingen zijn gebeurd die zij niet zou moeten meemaken. Zo moest [kind] toen zij nog erg jong was voor haar halfzusje zorgen en in de weekenden in de skischool van de vader werken. Daarnaast moest [kind] van de vader bepaalde dingen achterhouden voor de moeder van haar halfzusje. Om haar boosheid ten opzichte van de vader te verwerken is [kind] in therapie geweest bij mevrouw drs. M.E.G. van Oostrom-Blok. Mevrouw drs. M.E.G. van Oostrom-Blok heeft geadviseerd dat als het contact tussen de vader en [kind] opnieuw wordt opgebouwd, dit contact onder begeleiding van een onafhankelijke derde te laten plaatsvinden en [kind] hierin inspraak te geven.
7. De vader stelt dat omgang tussen hem en [kind] in het belang van [kind] is. De vader is van mening dat de enkele wens van [kind] om geen omgang met de vader te hebben niet doorslaggevend mag zijn. Een (korte) ontmoeting tussen de vader en [kind] zal volgens hem noodzakelijk zijn voor het herstellen van de omgang. Deze ontmoeting kan eventueel worden begeleid door mevrouw drs. M.E.G. van Oostrom-Blok. De vader wil de kans krijgen om aan [kind] laten zien dat hij veranderd is.
8. De moeder is van mening dat de schorsing van de omgang in het belang van [kind] is. Bij [kind] is een negatief beeld van de vader ontstaan omdat zij in het verleden verantwoordelijkheden heeft moeten dragen die zij op die leeftijd nog niet kon dragen. Daardoor is er bij [kind] momenteel geen draagkracht voor omgang met de vader.
9. De raad heeft opgemerkt dat [kind] bezig is met de toekomst, maar dat zij ook het verleden nog moet verwerken. Bij [kind] is er sprake van een proces. [kind] zal worden teruggeworpen in dit proces als de omgang tussen haar en de vader gedwongen tot stand wordt gebracht.
10. Uit het gesprek met [kind] is het volgende gebleken. [kind] wil uitdrukkelijk niet dat er omgang tussen haar en de vader plaatsvindt. Ook niet als de omgang onder begeleiding van mevrouw drs. M.E.G. van Oostrom-Blok zal plaatsvinden. [kind] wil graag dat de vader naar haar luistert en haar de tijd en de rust gunt om de boel op een rijtje te zetten. [kind] zegt iedere keer erg onrustig te worden als een procedure over de omgang wordt gevoerd.
11. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het niet in het belang van [kind] is indien de omgang tussen haar en de vader gedwongen tot stand wordt gebracht. Aan [kind] dient - mede gelet op haar leeftijd - de tijd gegund te worden om zelf de stap tot omgang met de vader te zetten. Een gedwongen stap daartoe zal haar teveel aan het verleden doen denken. Daarom zal het hof de beslissing van de rechtbank om de uitoefening van het recht op omgang tussen de vader en [kind] te schorsen, bekrachtigen. Het hof ziet, gelet op het eindverslag van mevrouw drs. M.E.G. van Oostrom-Blok, geen reden te bepalen dat het therapeutisch traject voor [kind] dient te worden voortgezet.
12. De vader stelt dat de uitoefening van het recht op omgang niet geschorst kan worden. Echter, uit de rechtspraak van de Hoge Raad blijkt dat het mogelijk is om het recht op omgang te schorsen. Hoewel de vader van mening is dat de duur van de schorsing beperkt had moeten worden, volgt uit de rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) dat de schorsing van de omgang niet onbeperkt kan worden opgelegd. De vader heeft de mogelijkheid om de rechtbank na één jaar te verzoeken een omgangsregeling tussen hem en [kind] vast te stellen. Als er sprake is van een wijziging van omstandigheden kan er door de vader eerder een verzoek worden gedaan tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen hem en [kind].
Consultatie- en informatieplicht
13. De vader geeft aan beter geïnformeerd te willen worden over [kind]. De afgelopen jaren heeft hij, naar eigen zeggen, nauwelijks tot geen informatie over [kind] van de moeder ontvangen. De vader kan niet inloggen op de website van de school en de cijfers van [kind] worden volgens hem slechts aan één ouder verstrekt. De informatie die de vader van de moeder ontvangt, vindt hij te summier. Het is volgens de vader niet belastend voor [kind] als de moeder een foto van [kind] aan de vader verstrekt. De vader vindt het redelijk als de moeder hem minimaal één keer per jaar een recente foto van [kind] stuurt.
14. De moeder stelt dat zij haar informatieplicht volledig nakomt. Zij verstrekt eenmaal per kwartaal uitgebreide informatie aan de vader. De moeder is van mening dat de vader van de school dezelfde informatie als de moeder kan ontvangen. De vader kan veel informatie over [kind] van de website van de school halen. Daarnaast kan de vader de school ook telefonisch verzoeken om informatie. De moeder stelt dat [kind] ernstige bezwaren heeft tegen het verstrekken van een foto aan de vader. De moeder zelf heeft geen bezwaar tegen het verstrekken van een recente foto van [kind] aan de vader. Zij geeft aan dat de vader al in het bezit is van een aantal foto's van [kind].
15. De raad stelt dat het voor de ontwikkeling van [kind] van belang is dat de ouders laten zien dat zij op een normale manier met elkaar kunnen omgaan. De raad heeft de ouders dringend geadviseerd om beter met elkaar te gaan communiceren.
16. Het hof is van oordeel dat de moeder, indien dit nodig is, dient te bevorderen dat de vader rechtstreeks informatie van de school kan ontvangen. Aangezien de moeder heeft aangegeven dat de vader al over foto's van [kind] beschikt, ziet het hof geen bezwaar in het verstrekken van een recente foto van [kind]. Het hof zal daarom in het dictum vastleggen dat de moeder eenmaal per jaar een goedgelijkende recente foto van [kind] aan de vader dient te verstrekken.
Dwangsom
17. Het hof zal het verzoek van de vader om aan de moeder een dwangsom op te leggen, afwijzen. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat de moeder haar plicht om informatie te verstrekken, niet zal nakomen.
Slotsom
18. De beschikking waarvan beroep dient gedeeltelijk te worden vernietigd en er zal opnieuw worden beslist zoals hieronder aangegeven.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover daarin is bepaald dat het verzoek van de vader tot het verkrijgen van een recente foto van [kind], wordt afgewezen;
en in zoverre opnieuw beslissende:
bepaalt dat de moeder de vader eenmaal per jaar een goedgelijkende recente foto van [kind] zal verstrekken;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.M. van der Meer, voorzitter, J.M. Rowel-van der Linde en R. Feunekes, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 3 maart 2011 in bijzijn van de griffier.