ECLI:NL:GHARN:2011:BQ3493
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- K.E. Mollema
- M.E.L. Fikkers
- M.C.D. Boon-Niks
- Rechtspraak.nl
Beëindiging (onder)huurovereenkomst bij einde van samenhangende mantelovereenkomst
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem diende, ging het om een hoger beroep van [appellante] tegen een vonnis van de kantonrechter in kort geding. De zaak betreft de beëindiging van een (onder)huurovereenkomst die samenhing met een mantelovereenkomst tussen ABN AMRO en Quality Centre Holding B.V. [appellante] stelde dat zij na het faillissement van Quality vennootschappen de positie van Quality Beheer als verhuurder had overgenomen en vorderde dat ABN AMRO het gehuurde voor de duur van de huurovereenkomst zou behouden en alle verplichtingen zou nakomen. De kantonrechter had de vorderingen van [appellante] afgewezen, wat leidde tot het hoger beroep.
Het hof oordeelde dat de feiten zoals vastgesteld door de kantonrechter niet ter discussie stonden en dat de primaire vorderingen van [appellante] niet konden worden toegewezen. Het hof bevestigde dat de beëindiging van de mantelovereenkomst automatisch leidde tot het einde van de onderhuurovereenkomst, zonder dat een aparte opzegging nodig was. [appellante] had geen voldoende onderbouwde grieven tegen de afwijzing van de subsidiaire vordering ingediend, waardoor het hof deze niet in behandeling nam.
Uiteindelijk verklaarde het hof [appellante] niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor wat betreft de subsidiaire vordering en bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter voor het overige. [appellante] werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt de gevolgen van de beëindiging van de mantelovereenkomst voor de onderhuurovereenkomst en de noodzaak voor partijen om de voorwaarden van hun overeenkomsten zorgvuldig te overwegen.