De beoordeling
Vaststaande feiten
1. De rechtbank heeft in rechtsoverweging 2 (2.1 tot en met 2.9) van het vonnis van 27 januari 2010 de feiten vastgesteld. [appellanten] hebben tegen twee onderdelen van deze feitenvaststelling grieven gericht. Tegen de overige onderdelen zijn geen grieven gericht, zodat daarvan in appel kan worden uitgegaan. Deze feiten komen, met wat overigens over de feiten vaststaat, op het volgende neer.
1.1. [geïntimeerden] waren eigenaar van de twee-onder-één-kap woning aan de [adres 1] te [woonplaats].
1.2. [appellanten] waren geïnteresseerd in de koop van de woning van de buren van [geïntimeerden] (aan de [adres 2]). Zij hebben deze woning, die een vraagprijs van € 398.000,00 k.k. had, bezichtigd.
1.3. Toen [appellanten], die [geïntimeerden] kenden, hoorden dat ook de woning van [geïntimeerden] te koop was, hebben zij contact opgenomen met [geïntimeerden] en een afspraak gemaakt voor een bezichtiging van de woning. Die bezichtiging heeft op 24 april 2008 plaatsgevonden. De door [geïntimeerden] gehanteerde vraagprijs bedroeg € 405.000,00 k.k.
1.4. Op 21 mei 2008 hebben partijen overeenstemming bereikt over de koop van de woning door [appellanten] tegen een koopprijs van € 400.000,00 k.k. met een oplevering casco keuken. In verband met een anti-speculatiebeding waaraan [geïntimeerden] jegens de gemeente Almere gebonden waren, zou de levering niet eerder dan 6 februari 2009 plaatsvinden. In een op 29 mei 2008 ondertekend schriftelijk koopcontract is onder meer bepaald:
Op 21 mei 2008 hebben partijen overeenstemming bereikt over de koop met een koopprijs van EUR 400.000,00 k.k. met een oplevering casco keuken. De levering zou niet eerder plaatsvinden in verband met een anti-speculatiebeding dan 6 februari 2009. Afgesproken werd dat [appellanten] de woning omstreeks augustus 2008 zouden kunnen betrekken.
1.5. Op 29 mei 2008 hebben partijen een schriftelijke koopovereenkomst ondertekend. die koopovereenkomst bevat, in artikel 10, een boetebeding op grond waarvan de nalatige partij bij ontbinding van de koopovereenkomst op grond van een toerekenbare tekortkoming een boete van € 40.000,00 verschuldigd is. Artikel 16 van de koopovereenkomst luidt, voor zover hier van belang:
16.1 Deze overeenkomst kan door koper worden ontbonden indien uiterlijk:
a. op 1 juli 2008 koper voor de financiering van de onroerende zaak voor een bedrag
van ten minste de koopsom plus kosten onder de bij de grote geldverstrekkende
instellingen gebruikelijke voorwaarden en bepalingen, terzake van de overeenkomst(en)
tot voormelde geldlening(en) niet voor voormelde datum is verleend. Koper zal ter
verkrijging van de financiering, al het hem mogelijke verrichten en kan op deze
ontbindende voorwaarden alleen een beroep doen door aan verkoper tenminste twee
schriftelijke afwijzingen te overleggen voor 1 juli 2008. Het voorbehoud van Nationale
Hypotheek Garantie is niet van toepassing.
(…)
16.3 Partijen verplichten zich over en weer al het redelijk mogelijke te doen teneinde de hierboven bedoelde financiering en/of toezegging(en) te verkrijgen.
De partij die de ontbinding inroept dient er zorg voor te dragen, dat de mededeling dat de ontbinding wordt ingeroepen, uiterlijk op de 1e werkdag na de datum waarvan in de betreffende ontbindende voorwaarde sprake is door de wederpartij of diens makelaar is ontvangen.
Deze mededeling dient goed gedocumenteerd te geschieden bij “aangetekende brief met bericht handtekening retour”of “telefaxbericht met verzendbevestiging”. Alsdan zijn beide partijen van deze overeenkomst bevrijd. De door koper reeds gedane stortingen worden vervolgens gerestitueerd.
Degenen die deze stortingen onder zich hebben worden daartoe bij deze verplicht en voor zover nodig onherroepelijk gemachtigd.
1.6. Op 13 juni 2008 hebben [appellanten] een mail naar [geïntimeerden] gestuurd, met de volgende inhoud:
Zoals mondeling besproken krijgen wij voor 1 juli geen offerte voor de financiering van jullie huis, zie bijgaande afwijzingsbrieven.
In een telefoongesprek met [geïntimeerde sub 1] (toevoeging hof: [geïntimeerde sub 1]) heb ik aangegeven dat wij graag de termijn van het financieringsvoorbehoud zouden willen verlengen tot 1 augustus waarbij jullie in de tussentijd de vrijheid hebben het huis aan iemand anders te verkopen mocht die mogelijkheid zich voordoen. De reactie van [geïntimeerde sub 1] was dat jullie hiermee akkoord kunnen gaan met de opmerking erbij dat jullie dan echter niet medio juli maar in de kerstvakantie zullen gaan verhuizen.
Deze verandering van de feitelijke opleveringsdatum is vanuit jullie positie gezien volkomen logisch maar maakt het verhaal voor ons een stuk minder aantrekkelijk.
Wat wij nu voorstellen is dat we het koopcontract formeel ontbinden conform het voorbehoud van financiering. Dit geeft beide partijen de mogelijkheid zich te beraden op vervolg- dan wel nieuwe stappen.
1.7. [geïntimeerden] hebben (ook) op 13 juni 2008 als volgt per mail gereageerd:
Wij kunnen inderdaad akkoord gaan met het verlengen van de termijn tot 1 augustus. de gewijzigde omstandigheden hebben ons genoodzaakt onze plannen te heroverwegen, vandaar de eerder genoemde kerstvakantie.
Wij stellen voor om de datum van 'overdracht' met een zelfde termijn van 1 maand op te schuiven als de termijn van financieringsvoorbehoud. Dit geeft jullie de gelegenheid om in de komende weken te proberen alsnog de financiering rond te krijgen zoals besproken terwijl ons dit iets meer ruimte geeft voor alternatieven.
1.8. Bij de in rechtsoverweging 1.6 aangehaalde mail van [appellanten] waren brieven van GE Artesia Bank en van Delta Lloyd aan [het financieel adviesbureau] gericht, waarin werd meegedeeld dat de gevraagde financiering van € 430.000,00 werd afgewezen. In de brief van Artesia Bank N.V. is onder meer vermeld:
De hierna genoemde reden heeft een rol gespeeld bij de beoordeling van de hypotheekaanvraag:
* Uit toetsing blijkt dat het inkomen van de heer [appellant sub 1] en mevrouw [appellante sub 2] niet toereikend is voor het gevraagde hypotheekbedrag van € 430.000,00.
1.9. [appellanten] hebben een op 24 juni 2008 gedateerde brief aan [geïntimeerden] geschreven, die door [geïntimeerden] op 27 juni 2008 is ontvangen, met de volgende inhoud:
Eind mei hebben we gezamenlijk de koopovereenkomst voor jullie woning ondertekend. Een van de ontbindende voorwaarden is het niet verkrijgen van de benodigde financiering voor de aankoop. Zoals jullie inmiddels weten slagen we er niet in om die rond te krijgen. Enerzijds wordt dit veroorzaakt door onze persoonlijke situatie (twee startende ondernemers), anderzijds door de termijn waarop de eigendom van de woning notarieel wordt overgedragen. Wat tot slot ook nog een rol speelt is de executiewaarde; die is lager dan benodigd.
Een paar weken geleden hebben wij jullie hiervan mondeling op de hoogte gesteld. Uitstel van de financieringstermijn tot augustus biedt jullie noch ons de zekerheid die benodigd is. Om die reden gaan wij nu met deze brief over tot formele ontbinding van de overeenkomst.
Wij sluiten niet uit dat we in een later stadium alsnog de benodigde financiering kunnen verkrijgen. Zodra we daar meer zekerheid over hebben en jullie woning niet verkocht is, zullen we weer contact met jullie opnemen.
1.10. Nadat [appellanten] op 28 juni 2008 het huis van de buren nogmaals hadden bezichtigd, hebben zij op 30 juni 2008 (onder voorbehoud van financiering) een bod op dat huis uitgebracht.
1.11. Op 23 juli 2008 hebben [geïntimeerden] schriftelijk gereageerd op de in rechtsoverweging 1.9 aangehaalde brief van [appellanten] [geïntimeerden] hebben toen onder meer het volgende geschreven aan [appellanten]:
Wij begrijpen werkelijk niet dat de financiering een probleem zou opleveren. Weliswaar zijn door jullie een paar afwijzingsbrieven toegezonden, maar op basis waarvan de afwijzing nou echt tot stand is gekomen en welke gegevens exact door jullie aangedragen zijn aan de banken, is voor ons niet duidelijk. Jullie mededeling is wat dat betreft onvoldoende duidelijk gedocumenteerd (vergelijk art. 16.3 van de koopovereenkomst).
Bovendien vinden wij het merkwaardig dat jullie wel. slechts enkele dagen nadat de ontbindingsvoorwaarde wordt ingeroepen, biedingen doen op de woning van onze buren dat te koop staat voor € 385.000,--. Een fractie lager (€ 15.000,00) dan de met jullie overeengekomen prijs (€ 400.000,--) voor onze woning.
Overigens wijs ik jullie er op dat onze adviseur jullie ook graag wil helpen bij het vinden van een passende financiering.
Omdat wij twijfels hebben over de juistheid van de afwijzingen, willen wij jullie zekerheidshalve verzoeken, ja zelfs sommeren om op grond van artikel 10.1 van de koopovereenkomst alsnog jullie verplichtingen voortvloeiende uit de de koopovereenkomst na te komen en de woning af te nemen. Wij verzoeken, voor zover nodig sommeren jullie dan ook om binnen 8 dagen na heden, uiterlijk 1 augustus a.s., te verklaren dat jullie de ontbindingsverklaring alsnog intrekken en tot nakoming zullen over gaan.
(…)
1.12. In een brief van 30 juli 2008 aan [geïntimeerden] hebben [appellanten] onder meer geschreven:
(…)
Vanaf het begin van onze gesprekken over de aankoop van de woning in mei hebben wij aangegeven, dat de woningfinanciering lastig zou kunnen worden. De redenen hiervoor zijn dat [appellante sub 2] startend ondernemer is (per 1 april jl.) en [appellant sub 1] volgens de normen van de geldverstrekkende instellingen ook beoordeeld wordt als startende ondernemer (i.c. geen jaarcijfers van de afgelopen drie jaar kan laten zien). we zijn hier vanaf het begin volledig transparant over geweest, waardoor jullie ook wisten dat er een risico in zat dat de financiering niet zou kunnen gaan lukken. Dat risico waren zowel jullie als wij bereid aan te gaan.
Omdat wij al eerder aan het kijken waren naar de woning op [adres 2], waren we al begonnen met het oriënteren naar financieringsmogelijkheden. aangezien onze situatie verre van gebruikelijk was (twee startende ondernemers, eigen huis niet verkocht), hebben we met zorg en aandacht alleen die geldverstrekkende instellingen benaderd waarvan onze financiële adviseur het idee had dat we daar wellicht wel een kans van slagen zouden hebben (Delta Lloyd en Artesia).
Op basis van onze gegevens was geen van deze geldverstrekkers bereid ons op normale condities een hypotheek te verstrekken voor het betreffende onderpand ([adres 1]). De mogelijkheden om op ongebruikelijke condities de woning te financieren hebben we ook onderzocht, maar bleken uiteindelijk evenmin haalbaar. Artesia heeft in haar brief aangegeven, dat het inkomen onvoldoende is om de woning te financieren. dat geldt ook voor Delta Lloyd, hoewel dat niet met zoveel woorden in de brief staat vermeld.
Begin juni was bekend dat we de financiering niet rond konden krijgen. We hebben jullie hier telefonisch van op de hoogte gesteld, omdat we jullie z.s.m. helderheid over wilden geven. Op grond hiervan hebben we gemeld dat we tot ontbinding over wilden gaan. Uiteindelijk zijn daar meerdere telefoongesprekken aan gewijd. Op 24 juni hebben we e.e.a. formeel bevestigd via de verzonden brief, naar ons idee goed gedocumenteerd met de benodigde afwijzingsbrieven en hebben we hiermee voldaan aan het gestelde in artikel 16 van de koopovereenkomst.
(…)
1.13. Op 31 oktober 2008 is het pand [adres 2] (het buurhuis) geleverd aan [appellanten] In het kadaster is aangetekend dat aan de ING Bank N.V. (hierna: ING) een hypothecaire inschrijving is verstrekt tot zekerheid van een bedrag van
€ 531.250,00. ING had [appellanten] in een brief van 6 juni 2008 laten weten
de financieringsaanvraag van [adres 1] te [woonplaats] niet te kunnen honoreren, gelet op de geldigheidsduur van een hypotheekofferte (drie maanden, met de mogelijkheid van verlenging met drie maanden).