De beoordeling
De feiten
1. De rechtbank heeft in het bestreden vonnis in rechtsoverweging 2 (2.1 tot en met 2.13) een aantal in deze zaak vaststaande feiten weergegeven. Hieromtrent bestaat tussen partijen geen geschil, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan. Samengevat en voor zover in dit hoger beroep van belang, gaat het om het volgende.
1.1. In april 2003 heeft de SNS Bank aan [Y] en [Z] een hypothecaire geldlening verstrekt ten bedrage van EUR 210.000,00. Tot zekerheid voor de nakoming van de hieruit voortvloeiende verplichtingen hebben [Y] en [Z] aan de SNS Bank een recht van hypotheek verleend op hun woning.
Bij de aanvraag was onder meer een werkgeversverklaring overgelegd waaruit bleek dat [Y] in dienst was van [bedrijf X].
1.2. Op 11 juli 2006 hebben [Y] en [Z] een aanvraag ingediend voor de oversluiting en verhoging van hun in 2003 verkregen hypothecaire lening. Daarbij zijn een werkgeversverklaring, een arbeidsovereenkomst en salarisspecificaties overgelegd waaruit zou blijken dat [Z] in loondienst was van [bedrijf X]. Voorts zijn ten aanzien van [Y] overgelegd een werkgeversverklaring, een arbeidsovereenkomst, salarisspecificaties en bankafschriften, waaruit zou blijken dat [Y] als architect een dienstverband voor onbepaalde tijd had bij de vennootschap onder firma [de V.O.F.]
1.3. Van deze v.o.f. waren [vennoot 1] (die in de stukken en in het tussenarrest ook wel met zijn voornaam [vennoot 1] wordt aangeduid) en [appellant] destijds de vennoten. Deze v.o.f. is op 25 juli 2006 ontbonden.
1.4. Hierop is door de SNS Bank een tweetal offertes uitgebracht. Tegelijkertijd heeft zij aan [Y] en [Z] een tijdelijk krediet toegestaan voor een limiet van EUR 21.700,00. [Y] en [Z] hebben daarop op 20 juli 2006 twee maal een bedrag van EUR 10.000,00 opgenomen van de betreffende rekening.
1.5. Uit onderzoek door de SNS Bank bleek sprake te zijn van oplichting en valsheid in geschrift bij de aanvragen in zowel 2003 als in 2006. Het volgende is gebleken:
- de werkgeversverklaring van 11 februari 2003 is onjuist: [Y] was op 11 februari 2003 niet (meer) in dienst bij [geïntimeerde];
- de werkgeversverklaring van 24 juni 2006, de arbeidsovereenkomst van 1 januari 2006, de salarisspecificaties en bankafschriften waaruit zou blijken dat [Z] in dienst was bij [geïntimeerde] zijn vals. [Z] is nooit bij [geïntimeerde] in dienst geweest;
- de gegevens waaruit zou blijken dat [Y] bij [de V.O.F.] zou werken waren eveneens vals.
1.6. De constatering dat verschillende van de stukken vals waren, heeft er toe geleid dat de aanvraag voor een (hernieuwde) hypothecaire geldlening door de SNS Bank is afgewezen.
1.7. [Y] is op 10 september 2007 verhoord door een financieel rechercheur van de Regiopolitie IJsselland. Hij heeft, onder meer, verklaard:
Ik heb nooit bij [de V.O.F.] of voor [appellant]/[vennoot 1] gewerkt. (…) Omdat ik een werkgeversverklaring nodig had voor het verkrijgen van een nieuwe hypotheek heb ik aan [vennoot 1] gevraagd of hij voor mij een stempel onder de werkgeversverklaring wilde zetten en loon wilde overmaken van [de V.O.F.] naar mijn bankrekening zodat ik die kon gebruiken voor de hypotheek. In eerste instantie wilde [vennoot 1] dat niet, maar na aandringen van mij is hij er toch mee akkoord gegaan. (…) Ik heb zelf de werkgeversverklaring ingevuld en de gegevens die heb ik van internet gehaald. (…) Voordat ik de gegevens had ingevuld heeft [vennoot 1] er een bedrijfsstempel onder gezet. Ik heb zelf de handtekening van [appellant] gezet.
1.8. [vennoot 1] is op 19 november 2007 verhoord door een brigadier van de Regiopolitie IJsselland. Hij heeft, onder meer, verklaard:
In 2006 kwam [Y] bij mij en vertelde dat hij een hypotheek wilde afsluiten, maar dat hij daar de nodige formulieren voor nodig had. Hij vroeg aan mij of ik er aan mee wilde werken om o.a. een werkgeversverklaring af te geven waaruit moest blijken dat hij in dienst van [de V.O.F.] was. (…) Uiteindelijk heb ik met de grootste tegenzin een door hem aangedragen blanco werkgeversverklaring gedeeltelijk ingevuld met gegevens die hij daarin wilde hebben. Hij heeft de bedragen ingevuld en de naam van [appellant] er onder gezet. De stempel op het formulier heb ik gezet. (…)
Hetzelfde geldt voor de arbeidsovereenkomst die u mij toont, waaruit zou blijken dat er een arbeidsovereenkomst zou bestaan tussen [de V.O.F.] en [Y]. [Y] heeft hem opgesteld en ik heb hem getekend. (…)
U vraagt mij hoe het is gegaan met de zogenaamde loonstortingen vanaf de bankrekening van [de V.O.F.] naar de bankrekening van [Y]. Het is zo dat [Y] mij contant geld gaf en aan mij vroeg of ik dat geld wilde overboeken op zijn bankrekening met daarbij de omschrijving “loon” of zoiets. Hij vertelde dat hij dit nodig had voor het verkrijgen van de hypotheek. Ik zei dat ik het geld wel voor hem wilde overboeken vanaf de rekening van [de V.O.F.], maar niet met een verdere omschrijving. Hij heeft mij toen twee keer geld gegeven wat ik voor hem heb overgemaakt op zijn bankrekening. (…)
1.9. De SNS Bank is overgegaan tot executoriale verkoop van de woning van [Y] en [Z]. De woning is op 10 juli 2007 verkocht voor een lagere waarde dan door de betrokken taxateur [de taxateur] was getaxeerd, waardoor de hypothecaire lening niet geheel uit de opbrengst kon worden afgelost. Daarnaast waren [Y] en [Z] nog bedragen vanwege de achterstallige hypotheekbetalingen en het door hen opgenomen krediet aan de SNS Bank verschuldigd.
1.10. Bij vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad d.d. 29 juli 2009 in de zaak met zaaksnummer 146276 is [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling van de door de SNS Bank geleden schade ad EUR 77.906,93, vermeerderd met de wettelijke rente.