ECLI:NL:GHARN:2011:BP7667

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
8 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.063.421
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vermeerdering en wijziging van eis in hoger beroep; verstek; competentiegrens kantonrechter

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 8 maart 2011, gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter. De appellant, vertegenwoordigd door mr. H. Grootjans, vorderde betaling van openstaande facturen, waarvan de kantonrechter een bedrag van € 4.508,- had toegewezen. De appellant had in eerste aanleg zijn eis verminderd, maar in hoger beroep zijn eis vermeerderd door ook een vierde factuur, met nummer 2008/023, op te nemen. De geïntimeerde is niet verschenen in het hoger beroep, waardoor het hof de gewijzigde eis van de appellant in overweging kon nemen.

Het hof overweegt dat volgens artikel 353 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een wijziging of vermeerdering van eis alleen is toegestaan indien dit tijdig aan de wederpartij is kenbaar gemaakt. De appellant had de relevante stukken tijdig betekend, waardoor de geïntimeerde op de hoogte was van de gewijzigde eis. Het hof concludeert dat de geïntimeerde niet heeft gereageerd op de wijziging van eis, wat betekent dat de gewijzigde eis als geldig wordt beschouwd.

Het hof oordeelt dat de kantonrechter een fout heeft gemaakt door de vierde factuur in zijn oordeel te betrekken, terwijl de appellant deze expliciet buiten het geding had gehouden. Hierdoor is de vordering van de appellant binnen de competentiegrenzen van de kantonrechter gebleven. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de gewijzigde vordering van de appellant toe, waarbij de geïntimeerde wordt veroordeeld tot betaling van € 1.234,87, vermeerderd met wettelijke handelsrente vanaf 16 april 2010. De proceskosten worden voor rekening van de geïntimeerde gesteld, met uitzondering van de kosten van betekening van de stukken, die voor rekening van de appellant blijven.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.063.421
(zaaknummer rechtbank 597256)
arrest van de vijfde civiele kamer van 8 maart 2011
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. H. Grootjans,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
niet verschenen.
1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1 Het hof verwijst naar zijn tussenarrest van 21 september 2010. Ingevolge dat tussenarrest heeft [appellant] op 19 oktober 2010 bij akte het exploot van betekening overgelegd van het gewezen tussenarrest en van de memorie van grieven met overgelegde producties. Na betekening van vorenbedoelde stukken is het verstek niet gezuiverd.
1.2 Vervolgens heeft [appellant] opnieuw de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2. De motivering van de beslissing in hoger beroep
2.1 [appellant] heeft in eerste aanleg (na vermindering van eis in dier voege dat betaling van de factuur met nummer 2008/024 niet langer werd gevorderd) betaling gevorderd van de volgende facturen:
• Factuur week 41 (factuurnummer 2008/020), totaal: € 1.400,-
• Factuur week 42, (factuurnummer 2008/021) totaal: € 1.505,-
• Factuur week 43, (factuurnummer 2008/022) totaal: € 1.305,50
[appellant] vorderde dus betaling van in totaal € 4.210,50 aan openstaande facturen. Daarnaast vorderde hij een bedrag van € 492,- aan buitengerechtelijke incassokosten.
2.2 De kantonrechter heeft een bedrag van € 4.508,- in hoofdsom toegewezen, alsmede de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft in de motivering bovendien melding gemaakt van 4 (weken) x 37,5 (uren per week) x € 35 (per uur), als het bedrag waarop [appellant] uit hoofde van de facturen recht had.
2.3 Tegen dit oordeel en de motivering daarvan maakt [appellant] bezwaar, omdat, zo stelt hij, de kantonrechter door ook de vierde weekfactuur (het hof begrijpt: de factuur met nummer 2008/023) in het vonnis te betrekken en de veroordeling daarna te beperken tot
€ 5.000,-, hem de mogelijkheid heeft ontnomen alsnog betaling van deze nog openstaande factuur te vorderen.
2.4 Enerzijds heeft [appellant] in hoger beroep zijn vordering naar aanleiding van het vonnis van de kantonrechter verminderd, in dier voege dat hij uit hoofde van de hiervoor onder 2.1 genoemde facturen thans uit hoofde van elke factuur (derhalve drie maal) een bedrag van € 1.312,50 vordert.
2.5 Daarnaast heeft [appellant] in hoger beroep zijn eis vermeerderd, doordat hij in hoger beroep alsnog betaling vordert van een bedrag van € 1.312,50 uit hoofde van de factuur met nummer 2008/023, alsmede de over de aldus verhoogde hoofdsom verschuldigde wettelijke handelsrente.
2.6 [appellant] heeft, naar aanleiding van het tussen partijen gewezen vonnis in eerste aanleg, van [geïntimeerde] een bedrag ontvangen van € 6.250,-. [appellant] heeft zijn vordering daarom in hoger beroep met voornoemd reeds ontvangen bedrag verminderd.
2.7 Het hof overweegt als volgt. Ingevolge artikel 353 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) juncto artikel 130 lid 3 Rv, is in zaken waarin de wederpartij niet in hoger beroep is verschenen, verandering of vermeerdering van eis slechts toegestaan indien de appellant deze verandering of vermeerdering tijdig bij exploot aan de wederpartij kenbaar heeft gemaakt. [appellant] heeft zowel het tussenarrest van het hof van 21 september 2010 als zijn memorie van grieven van 8 juni 2010 bij exploot aan [geïntimeerde] doen betekenen, zodat [geïntimeerde] bekend mag worden verondersteld met de gronden waarop [appellant] zijn eis in hoger beroep heeft gewijzigd. De mogelijkheid om het tegen hem verleende verstek te zuiveren en bezwaar te maken tegen de vermeerdering van eis heeft
[geïntimeerde] niet benut. Het hof zal bij de beoordeling van het hoger beroep dan ook uitgaan van de gewijzigde eis.
2.8 Met [appellant] is het hof van oordeel dat de kantonrechter in de becijfering van de vordering van [appellant] een fout heeft gemaakt. De kantonrechter gaat immers uit van verschuldigdheid van vier facturen, terwijl [appellant] terecht stelt dat hij in rechte slechts betaling heeft gevorderd van drie facturen. Eveneens vermeldt de kantonrechter dat [appellant] zijn vordering heeft beperkt tot een bedrag van € 4.508,- in hoofdsom, maar daarmee is over het hoofd gezien dat [appellant] nadien bij brief van 10 juni 2009 heeft afgezien van de invordering van de factuur met nummer 2008/024 ad € 297,50, zodat een hoofdvordering resteerde van € 4.210,50.
2.9 [appellant] heeft bij memorie van grieven een overzicht gemaakt van de bedragen waarvan hij in hoger beroep nog betaling vordert, inclusief, na vermeerdering van eis, de vierde weekfactuur met nummer 2008/023 en met aftrek van hetgeen hij al van [geïntimeerde] betaald heeft gekregen. In afwijking van de vordering in eerste aanleg vordert [appellant] thans in hoger beroep de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over de door [geïntimeerde] verschuldigde bedragen. De vordering van [appellant] is als volgt gespecificeerd:
Factuur 2008/020 € 1.312,50
Factuur 2008/021 € 1.312,50
Factuur 2008/022 € 1.312,50
Factuur 2008/023 € 1.312,50 (vermeerdering)
Proceskosten 1e aanleg € 1.258,48
Incassokosten € 492,-
Wettelijke handelsrente
tot 16 april 2010 € 484,39 + (vermeerdering)
Totaal: € 7.484,87
Voldaan: € 6.250,- - (vermindering)
Resteert: € 1.234,87
Te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 1.234,87 vanaf 16 april 2010
2.10 De vordering komt het hof niet onrechtmatig of ongegrond voor. Eventuele niet prijs gegeven stellingen en weren zijdens [geïntimeerde] uit de eerste aanleg doen aan dit oordeel niet af.
2.11 [appellant] heeft in eerste aanleg de vierde factuur expliciet buiten het geding gehouden, met als gevolg dat zijn vordering viel binnen de competentiegrenzen van de kantonrechter als bedoeld in artikel 93 onder a Rv. Onder omstandigheden kan het in strijd met de goede procesorde zijn om in hoger beroep – waar deze competentiegrens niet geldt – alsnog betaling te vorderen van een extra bedrag waarmee het totaal van de vordering de competentiegrens overschrijdt. In casu heeft de kantonrechter echter abusievelijk deze vierde factuur in zijn oordeel betrokken, zodat [appellant] geen andere mogelijkheid had dan in hoger beroep tegen dit oordeel op te komen om nog betaling te kunnen verkrijgen van de factuur met nummer 2008/024. Dat [appellant] vervolgens alsnog in hoger beroep betaling van deze factuur vordert uit proceseconomische overwegingen, acht het hof niet in strijd met de goede procesorde.
2.12 [geïntimeerde] is in hoger beroep niet verschenen, zodat het bestaan en de verschuldigdheid van de factuur met nummer 2008/023 onweersproken is gebleven, evenals van de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke handelsrente over de verschuldigde bedragen.
2.13 De slotsom is dan ook dat de grief slaagt en het bestreden vonnis zal worden vernietigd en de (gewijzigde) vordering van [appellant] zal worden toegewezen. [geïntimeerde] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, behoudens de kosten van betekening van het tussenarrest van het hof en de memorie van grieven; deze kosten laat het hof voor rekening van [appellant], nu het voor zijn rekening komt dat deze betekening heeft plaatsgevonden.
6. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Arnhem, sector kanton, locatie Arnhem van 11 januari 2010, voor zover aan hoger beroep onderworpen, en doet opnieuw recht;
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan [appellant] van een bedrag van € 1.234,87 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 16 april 2010 tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellant] begroot op € 632,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, op
€ 73,89 voor explootkosten en op € 263,- voor griffierecht;
verklaart voormelde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.C. Frankena, H. Wammes en G.P.M. van den Dungen en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 maart 2011.