ECLI:NL:GHARN:2011:BP7647
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid en niet-ontvankelijkheid in hoger beroep bij civiele zaken
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem diende, ging het om een hoger beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ESB Barges B.V. tegen een tussenvonnis van de rechtbank Zutphen. De rechtbank had op 17 maart 2010 in een incident de vordering van ESB tot onbevoegdverklaring afgewezen. ESB stelde dat de rechtbank onbevoegd was om de zaak te behandelen, maar de rechtbank verwierp dit beroep. ESB ging in hoger beroep tegen deze beslissing, maar Savoir Faire v.o.f. en andere geïntimeerden stelden dat ESB niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar hoger beroep.
Het hof overwoog dat een uitspraak in een incident waarin de rechter een beroep op zijn onbevoegdheid verwerpt, een tussenuitspraak is. Volgens artikel 337 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is tussentijds hoger beroep van een tussenuitspraak uitgesloten, tenzij de rechter anders heeft bepaald. Het hof concludeerde dat de rechtbank in haar tussenvonnis geen tussentijds hoger beroep had opengesteld en dat er geen verzoek was gedaan om dit alsnog te doen. Daarom moest ESB in haar hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.
Het hof veroordeelde ESB in de kosten van het hoger beroep, die aan de zijde van Savoir c.s. waren begroot op € 894,-- voor salaris en € 314,-- voor griffierecht. De beslissing werd uitgesproken op 22 februari 2011, waarbij het hof de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaarde.