ECLI:NL:GHARN:2011:BP7463
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tekortkoming van makelaar bij verkoopbemiddeling en marktwaarde van onroerend goed
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 15 februari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen een appellant en meerdere geïntimeerden, waaronder een makelaar. De appellant, die in 2004 een makelaar had ingeschakeld voor de verkoop van zijn onroerend goed, stelde dat de panden ver beneden hun marktwaarde waren verkocht. De rechtbank had in eerste aanleg de vordering van de appellant afgewezen, omdat hij onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat de verkoopprijzen te laag waren. In hoger beroep heeft de appellant zijn vordering verlaagd, maar het hof oordeelde dat hij ook in deze fase niet in staat was om zijn centrale stelling te onderbouwen. Het hof benadrukte dat de appellant zelf de marktwaarde van de panden had moeten aantonen, in plaats van enkel de rapporten van de makelaars te bekritiseren. De kritiek op de taxaties werd door de geïntimeerden gemotiveerd weerlegd, en het hof concludeerde dat de appellant niet voldoende bewijs had geleverd om zijn claims te ondersteunen. Uiteindelijk bekrachtigde het hof het vonnis van de rechtbank en veroordeelde de appellant in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van adequate onderbouwing bij claims over de waarde van onroerend goed en de verantwoordelijkheden van makelaars in verkoopprocessen.