ECLI:NL:GHARN:2011:BP5102

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
1 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.041.367
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waardevergoeding varkensrechten en afrekening over toegekende varkensrechten

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem diende, ging het om de waardevergoeding van varkensrechten in het kader van een hoger beroep. De appellant, die in het principaal hoger beroep was, had een geschil met de besloten vennootschap Maatschappij tot het ontginnen en exploiteren van landerijen Het Kruis B.V. over de levering en waardevergoeding van varkensrechten. Het hof oordeelde dat alleen over de toegekende varkensrechten afgerekend diende te worden, en niet over de daadwerkelijk aanwezige varkens. In een eerder tussenarrest was al een beoordeling van de conventionele vorderingen gedaan, en het hof richtte zich nu op de vorderingen in reconventie.

Het hof stelde vast dat de appellant niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn stellingen over de overdracht van rechten voor 111 zeugen. De appellant had gesteld dat hij deze rechten in 1986 had verworven, maar het hof concludeerde dat uit de overgelegde stukken niet kon worden afgeleid dat deze rechten daadwerkelijk waren toegekend. Het hof wees erop dat de appellant niet had aangetoond hoe en wanneer de aankoop van deze rechten was geregistreerd, en dat de wijzigingen in het overzicht van de Dienst Regelingen niet duidden op een aankoop door de appellant.

Uiteindelijk oordeelde het hof dat de appellant moest afrekenen over 494 varkensrechten en dat de reconventionele vordering van Het Kruis terecht was toegewezen. Het hof bekrachtigde de eerdere vonnissen van de pachtkamer van de rechtbank Roermond en veroordeelde de appellant in de kosten van het hoger beroep. De uitspraak werd gedaan op 1 februari 2011, waarbij het hof uitvoerbaarheid bij voorraad verklaarde.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.041.367
(zaaknummer rechtbank 220619)
arrest van de pachtkamer van 1 februari 2011
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. Th.J.H.M. Linssen,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Maatschappij tot het ontginnen en exploiteren van landerijen Het Kruis B.V.,
gevestigd te Nederweert-Eind, gemeente Nederweert,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. W.M. Bijloo.
1 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1 Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest van 14 september 2010;
- de akte houdende producties van [appellant];
- de akte na tussenarrest van Het Kruis.
1.2 Vervolgens hebben partijen de stukken wederom voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2 De verdere motivering van de beslissing in hoger beroep
in het principaal hoger beroep
2.1 In voormeld tussenarrest zijn de conventionele vorderingen reeds ten gronde beoordeeld. Het gaat nu alleen nog om de vorderingen in reconventie, te weten de levering en waardevergoeding voor de varkensrechten. Het hof heeft in het tussenarrest geoordeeld dat het overzicht van 15 oktober 2008 van de Dienst Regelingen van het ministerie van LNV maatgevend is (rov. 4.10). De vragen die nog openstaan, zijn 1) of ingevolge de transactie met [X] aan [appellant] rechten voor 111 zeugen zijn overgedragen en 2) of die rechten daadwerkelijk begrepen zijn in de 494 rechten die [appellant] per 1 september 1998 volgens de Dienst Regelingen had (rov. 4.13).
2.2 Het hof heeft [appellant] opgedragen zijn stellingen met betalingsbewijzen en meitellinggegevens te onderbouwen. [appellant] heeft vervolgens stukken overgelegd en Het Kruis heeft daarop gereageerd.
2.3 Het hof oordeelt thans als volgt. De eerstbedoelde vraag of aan [appellant] door de transactie met [X] rechten voor 111 zeugen zijn overgedragen, kan in het midden blijven. Verondersteld dat [appellant] die rechten heeft verkregen, dan kan uit de door [appellant] overgelegde stukken niet worden opgemaakt dat de daarmee samenhangende rechten zijn toegekend en deel uitmaken van de 494 rechten (de tweede vraag). Het navolgende is in dit verband redengevend.
2.4 [appellant] heeft niet duidelijk gemaakt hoe en wanneer de beweerde aankoop van rechten voor 111 zeugen is geregistreerd en (uiteindelijk) verwerkt in het overzicht van 15 oktober 2008 van Dienst Regelingen. In dat overzicht worden de wijzigingen van op naam van [appellant] staande rechten gespecificeerd opgegeven. [appellant] heeft gesteld dat hij in 1986 rechten voor 111 zeugen heeft verworven en deze in 1990 heeft ingezet toen de zeugenstal klaar was. Uit het overzicht volgt echter dat vanaf 1987 tot 3 december 2003 de dierproductierechten wat de varkens betreft slechts zijn gewijzigd vanwege wijzigingen in het stelsel van toewijzing van referentiehoeveelheid en (dus) niet vanwege aankoop van rechten door [appellant]. Het had op de weg van [appellant] gelegen hierover met stukken klaarheid te scheppen, temeer omdat Het Kruis hier in haar conclusie van dupliek in conventie en repliek in reconventie (onder 29) al een punt van had gemaakt en de pachtkamer in eerste aanleg in het voetspoor daarvan op pagina 3 van haar vonnis van 11 augustus 2009 vraagtekens heeft gezet bij de stellingen van [appellant] en deze heeft verworpen. Die klaarheid is niet genoegzaam gegeven met de toelichting op grief 4 (nrs. 32-40 memorie van grieven) noch met hetgeen [appellant] nadien in hoger beroep nog heeft aangevoerd. Daarom staat niet vast dat [appellant] daadwerkelijk varkensrechten toegekend heeft gekregen voor de veronderstellenderwijs van [X] verkregen rechten en - mocht dit al zo zijn - dat die deel uitmaken van de 494 rechten per 1 september 1998.
2.5 Daarnaast wijst het hof op het volgende. [appellant] heeft bij zijn laatste akte meitellinggegevens overgelegd over de jaren 1983 tot en met 1992. Voor zover uit die cijfers al kan worden afgeleid dat [appellant] meer varkens is gaan houden, heeft hij ten onrechte niet toegelicht hoe zich dat gegeven verhoudt tot het overzicht van 15 oktober 2008 en de daaruit blijkende mutaties. Op grond van een en ander is er geen aanleiding om [appellant] te volgen in zijn stelling dat van de 494 rechten de in 1986 van [X] gekochte rechten deel uitmaken.
2.6 Met de pachtkamer oordeelt het hof daarom dat [appellant] dient af te rekenen over 494 varkensrechten naast de overdracht van 49 varkenseenheden aan Het Kruis tegen een vergoeding van de helft van de waarde ervan. Wat de prijs van de varkensrechten betreft, heeft Het Kruis in eerste aanleg (productie 4 bij conclusie van eis in reconventie) en in hoger beroep (productie 2 bij memorie van antwoord in het principaal hoger beroep) met stukken onderbouwd dat de prijs voor één varkenseenheid (en niet een fokzeugenrecht) per september 2008 € 245 was. [appellant] heeft deze stukken onvoldoende gemotiveerd betwist. Aan bewijslevering komt het hof niet toe. Als niet nader weersproken gaat het hof dan ook uit van een prijs van € 245 per varkenseenheid. [appellant] heeft dan recht op vergoeding van 49 x € 245 x 0,5 = € 6.002,50 en dient aan Het Kruis te voldoen 494 x € 245 x 0,5 = € 60.515, zodat [appellant] per saldo een bedrag van € 54.512,50 aan Het Kruis moet voldoen. De reconventionele vordering sluit op dit bedrag en is dan ook terecht door de pachtkamer in eerste aanleg toegewezen.
Slotsom in het principaal en in het incidenteel hoger beroep
2.7 Alle grieven in het principaal hoger beroep falen. In het tussenarrest is het incidenteel hoger beroep reeds verworpen. De bestreden vonnissen moeten worden bekrachtigd. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het principaal hoger beroep worden veroordeeld en Het Kruis in de kosten van [appellant] in het incidenteel hoger beroep.
3 De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
in het principaal en in het incidenteel hoger beroep
bekrachtigt de vonnissen van 31 maart 2009 en 11 augustus 2009 van de pachtkamer van de rechtbank Roermond, sector kanton, locatie Roermond;
voorts in het principaal hoger beroep
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Het Kruis begroot op € 9.212 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 262 voor griffierecht;
voorts in het incidenteel hoger beroep
veroordeelt Het Kruis in de kosten van dit hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellant] begroot op € 948 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
voorts in het principaal en in het incidenteel hoger beroep
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.L. Valk, H.L. van der Beek en Th.C.M. Willemse en de deskundige leden mr.ing. J.A. Jansens van Gellicum en ir. H.K.C. Roelofsen, en is in tegen-woordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 februari 2011.