1 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1 Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest van 14 september 2010;
- de akte houdende producties van [appellant];
- de akte na tussenarrest van Het Kruis.
1.2 Vervolgens hebben partijen de stukken wederom voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2 De verdere motivering van de beslissing in hoger beroep
in het principaal hoger beroep
2.1 In voormeld tussenarrest zijn de conventionele vorderingen reeds ten gronde beoordeeld. Het gaat nu alleen nog om de vorderingen in reconventie, te weten de levering en waardevergoeding voor de varkensrechten. Het hof heeft in het tussenarrest geoordeeld dat het overzicht van 15 oktober 2008 van de Dienst Regelingen van het ministerie van LNV maatgevend is (rov. 4.10). De vragen die nog openstaan, zijn 1) of ingevolge de transactie met [X] aan [appellant] rechten voor 111 zeugen zijn overgedragen en 2) of die rechten daadwerkelijk begrepen zijn in de 494 rechten die [appellant] per 1 september 1998 volgens de Dienst Regelingen had (rov. 4.13).
2.2 Het hof heeft [appellant] opgedragen zijn stellingen met betalingsbewijzen en meitellinggegevens te onderbouwen. [appellant] heeft vervolgens stukken overgelegd en Het Kruis heeft daarop gereageerd.
2.3 Het hof oordeelt thans als volgt. De eerstbedoelde vraag of aan [appellant] door de transactie met [X] rechten voor 111 zeugen zijn overgedragen, kan in het midden blijven. Verondersteld dat [appellant] die rechten heeft verkregen, dan kan uit de door [appellant] overgelegde stukken niet worden opgemaakt dat de daarmee samenhangende rechten zijn toegekend en deel uitmaken van de 494 rechten (de tweede vraag). Het navolgende is in dit verband redengevend.
2.4 [appellant] heeft niet duidelijk gemaakt hoe en wanneer de beweerde aankoop van rechten voor 111 zeugen is geregistreerd en (uiteindelijk) verwerkt in het overzicht van 15 oktober 2008 van Dienst Regelingen. In dat overzicht worden de wijzigingen van op naam van [appellant] staande rechten gespecificeerd opgegeven. [appellant] heeft gesteld dat hij in 1986 rechten voor 111 zeugen heeft verworven en deze in 1990 heeft ingezet toen de zeugenstal klaar was. Uit het overzicht volgt echter dat vanaf 1987 tot 3 december 2003 de dierproductierechten wat de varkens betreft slechts zijn gewijzigd vanwege wijzigingen in het stelsel van toewijzing van referentiehoeveelheid en (dus) niet vanwege aankoop van rechten door [appellant]. Het had op de weg van [appellant] gelegen hierover met stukken klaarheid te scheppen, temeer omdat Het Kruis hier in haar conclusie van dupliek in conventie en repliek in reconventie (onder 29) al een punt van had gemaakt en de pachtkamer in eerste aanleg in het voetspoor daarvan op pagina 3 van haar vonnis van 11 augustus 2009 vraagtekens heeft gezet bij de stellingen van [appellant] en deze heeft verworpen. Die klaarheid is niet genoegzaam gegeven met de toelichting op grief 4 (nrs. 32-40 memorie van grieven) noch met hetgeen [appellant] nadien in hoger beroep nog heeft aangevoerd. Daarom staat niet vast dat [appellant] daadwerkelijk varkensrechten toegekend heeft gekregen voor de veronderstellenderwijs van [X] verkregen rechten en - mocht dit al zo zijn - dat die deel uitmaken van de 494 rechten per 1 september 1998.
2.5 Daarnaast wijst het hof op het volgende. [appellant] heeft bij zijn laatste akte meitellinggegevens overgelegd over de jaren 1983 tot en met 1992. Voor zover uit die cijfers al kan worden afgeleid dat [appellant] meer varkens is gaan houden, heeft hij ten onrechte niet toegelicht hoe zich dat gegeven verhoudt tot het overzicht van 15 oktober 2008 en de daaruit blijkende mutaties. Op grond van een en ander is er geen aanleiding om [appellant] te volgen in zijn stelling dat van de 494 rechten de in 1986 van [X] gekochte rechten deel uitmaken.
2.6 Met de pachtkamer oordeelt het hof daarom dat [appellant] dient af te rekenen over 494 varkensrechten naast de overdracht van 49 varkenseenheden aan Het Kruis tegen een vergoeding van de helft van de waarde ervan. Wat de prijs van de varkensrechten betreft, heeft Het Kruis in eerste aanleg (productie 4 bij conclusie van eis in reconventie) en in hoger beroep (productie 2 bij memorie van antwoord in het principaal hoger beroep) met stukken onderbouwd dat de prijs voor één varkenseenheid (en niet een fokzeugenrecht) per september 2008 € 245 was. [appellant] heeft deze stukken onvoldoende gemotiveerd betwist. Aan bewijslevering komt het hof niet toe. Als niet nader weersproken gaat het hof dan ook uit van een prijs van € 245 per varkenseenheid. [appellant] heeft dan recht op vergoeding van 49 x € 245 x 0,5 = € 6.002,50 en dient aan Het Kruis te voldoen 494 x € 245 x 0,5 = € 60.515, zodat [appellant] per saldo een bedrag van € 54.512,50 aan Het Kruis moet voldoen. De reconventionele vordering sluit op dit bedrag en is dan ook terecht door de pachtkamer in eerste aanleg toegewezen.
Slotsom in het principaal en in het incidenteel hoger beroep
2.7 Alle grieven in het principaal hoger beroep falen. In het tussenarrest is het incidenteel hoger beroep reeds verworpen. De bestreden vonnissen moeten worden bekrachtigd. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het principaal hoger beroep worden veroordeeld en Het Kruis in de kosten van [appellant] in het incidenteel hoger beroep.
3 De beslissing