ECLI:NL:GHARN:2010:BQ1426
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schorsing van de tenuitvoerlegging van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis in pachtgeschil
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem diende, gaat het om een pachtgeschil tussen de appellant, een pachter, en de geïntimeerde, een verpachter, De Molensteen B.V. De pachtovereenkomst tussen de partijen liep af op 19 april 2010, maar de verpachter heeft deze opgezegd met een deurwaardersexploot van 30 maart 2009. De rechtbank heeft in een eerder vonnis van 8 september 2010 bepaald dat de pachtovereenkomst eindigt op 30 juni 2011 en heeft de pachter veroordeeld om het gepachte uiterlijk op die datum te ontruimen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de pachter het vonnis onmiddellijk moet opvolgen, ook al is er hoger beroep ingesteld.
De appellant heeft in hoger beroep een incidentele vordering ingediend tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van de rechtbank. Hij betoogt dat de rechtbank de uitvoerbaar bij voorraad verklaring niet heeft gemotiveerd, wat volgens hem in strijd is met artikel 7:369 lid 1, tweede zin, BW. Dit artikel stelt dat de rechter terughoudend moet zijn bij het uitvoerbaar bij voorraad verklaren van een toewijzend vonnis, tenzij het verweer van de pachter kennelijk ongegrond is. De appellant stelt dat zijn verweer niet als kennelijk ongegrond kan worden aangemerkt en dat de tenuitvoerlegging voor het oogsttijdstip misbruik van bevoegdheid zou opleveren.
Het hof heeft de argumenten van de appellant overwogen en geconcludeerd dat de rechtbank inderdaad niet voldoende heeft gemotiveerd waarom het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Daarom heeft het hof besloten om de tenuitvoerlegging van het vonnis van de rechtbank te schorsen. De beslissing over de proceskosten is aangehouden totdat in de hoofdzaken is beslist. De zaken zijn verwezen naar de rol van 18 januari 2011 voor het nemen van de memorie van antwoord in de beide hoofdzaken.