GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.063.708
(zaaknummer rechtbank 100655 / FA RK 09-239)
beschikking van de familiekamer van 14 december 2010
[verzoeker],
wonende te [woonplaats], Duitsland,
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen "de man",
advocaat: mr. R.H.H. Schepers te Almelo,
gemeente Hengelo,
zetelend te Hengelo,
verweerster in hoger beroep, verder te noemen "de gemeente",
advocaat: mr. E. Hooftman-Van Rietschoten te Enschede.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Almelo van 20 januari 2010, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 20 april 2010, is de man in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. De man verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende te bepalen dat het inleidende verzoek van de gemeente alsnog wordt afgewezen, althans een beslissing te nemen als het hof juist acht.
2.2 Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 7 juni 2010, heeft de gemeente het verzoek in hoger beroep van de man bestreden. De gemeente verzoekt het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, althans zijn verzoek af te wijzen als zijnde ongegrond en/of onbewezen, de bestreden beschikking, zonodig onder aanvulling en/of verbetering van gronden, te bekrachtigen en de man te veroordelen in de kosten van het geding in beide instanties.
2.3 Ter griffie van het hof is op 6 oktober 2010 een brief van mr. Schepers van dezelfde datum met bijlagen binnengekomen.
2.4 De mondelinge behandeling heeft op 14 oktober 2010 plaatsgevonden. De man is in persoon verschenen bijgestaan door zijn advocaat. Namens de gemeente is [A.], senior medewerkster juridische zaken, verschenen bijgestaan door haar advocaat.
2.5 Het hof heeft kennisgenomen van de stukken van de eerste aanleg.
2.6 Artikel 1.4.3 van het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven luidt: “Een belanghebbende legt de stukken waarop hij zich wenst te beroepen, zo spoedig mogelijk over. Uiterlijk op de tiende kalenderdag voorafgaand aan de mondelinge behandeling kunnen nog stukken worden overgelegd, mits in vijfvoud en met toezending in kopie aan iedere overige belanghebbende. Op stukken die nadien worden overgelegd en op stukken waarvan tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat zij niet door iedere overige belanghebbende zijn ontvangen en tegen overlegging waarvan bezwaar is gemaakt, wordt geen acht geslagen, tenzij het hof anders beslist. Omvangrijke stukken die zonder noodzaak op of vlak voor de tiende kalenderdag voorafgaande aan de mondelinge behandeling worden overgelegd, kunnen als in strijd met de goede procesorde buiten beschouwing worden gelaten.”
2.7 Desgevraagd heeft mr. Hooftman-Van Rietschoten ter mondelinge behandeling meegedeeld dat zij voldoende heeft kennisgenomen van de onder 2.3 genoemde brief met bijlagen, dat zij zich voldoende heeft kunnen voorbereiden op een verweer daartegen en dat zij instemt met overlegging van die bijlagen zonder nadere maatregel van het hof. Het hof slaat daarom ook acht op die bijlagen.
3.1 De gemeente verstrekt sinds 15 januari 1983 een bijstandsuitkering aan de broer van de man, [B.], geboren op 1 januari 1960. Blijkens de notariële akte van 5 september 1980 hebben [B.] en de vader van de man, [C.], de woning aan de [adres] (verder te noemen “de woning”) gekocht, ieder voor de onverdeelde helft.
3.2 De vader van de broers is op 29 december 1997 overleden. De moeder is op dat moment in de woning blijven wonen. [B.] woonde tot medio 1994 in de woning en daarna elders.
3.3 Bij besluit van 25 januari 2006 heeft de gemeente [B.], voor zover hier van belang, als volgt bericht:
“Op 15 juni 1994 bent u (hof: [B.]) verhuisd van de koopwoning aan de [adres] naar de huurwoning aan [adres 2]. Per deze datum is er sprake van vermogen in een niet zelf bewoonde woning. Uit onderzoek is gebleken dat de huidige waarde van de woning aan de [adres] € 128.877,59 is. Aangezien u voor de helft eigenaar bent van deze woning wordt uw vermogen vastgesteld op € 64.438,80. Aangezien u momenteel niet kan beschikken over dit vermogen omdat uw moeder gebruik maakt van deze woning wordt met ingang van 1 januari 2006 uw WWB-uitkering omgezet naar een uitkering in de vorm van een geldlening. Bij beschikbaar komen van dit vermogen wegens verkoop van de woning [adres], dient u hiervan direct melding te doen aan Sociale Zaken en Welzijn Hengelo.”
3.4 In de koopakte van 13 juni 2006 staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“(…) De vermelde onroerende zaak (hof: de woning aan de [adres]) werd door nu wijlen de heer [C.] en zijn zoon, de volmachtgever sub B 3 (hof: [B.]) in eigendom verkregen, ieder voor de onverdeelde helft, door de inschrijving ten kantore van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers te Zwolle op acht september negentienhonderd tachtig (…) Partijen verklaarden dat het feit dat het onderhavige pand door de vader en een zoon in eigendom is verkregen, alleen de juridische realiteit is en niet de economische. De wijze van aankoop was nodig voor de financiering. Partijen zijn overeengekomen de verdeling en afwikkeling te realiseren alsof het pand alleen door de erflater (hof: de vader) destijds was aangekocht. Uit het vorenstaande volgt dat krachtens boedelmenging en erfopvolging in gemelde onroerende zaak zijn gerechtigd comparante sub A (hof: de moeder) voor het negen/zestiende (9/16) gedeelte en de volmachtgevers sub 1 t/m 7 (hof: waaronder de man en [B.]) voor het één zestiende (1/16) gedeelte. In de verdeling wordt mee inbegrepen de huidige hypothecaire schuld en een schuld aan de gehele familie, destijds bij de aankoop ontstaan. (…)
Ter uitvoering van vorenstaande verklaarden partijen hierbij toe te delen aan:
de volmachtgever sub 6, [verzoeker] voornoemd:
de onroerende zaak te [adres], [adres], zoals hiervoor omschreven. Onder de verplichting om voor zijn rekening te nemen en als een eigen schuld te voldoen, zijn mededeelgenoten vrijwarende voor iedere aanmaning te dier zake:
1. de schuld wegens geldlening onder hypothecair verband (...) ongeveer groot elf duizend euro (€ 11.000,-);
2. de kosten van deze akte van verdeling en levering inclusief Omzetbelasting en kadastraal recht;
3. de schuld aan zijn familieleden aan partijen en lastgevers voldoende bekend, groot veertig duizend euro (€ 40.000,-);
4. wegens overbedeling aan zijn broers en zusters ieder hun zogenaamde netto-erfdeel uit te keren ad twee duizend vier honderd achtendertig euro (€ 2.438,00) voor iedere erfgenaam. De comparante sub A heeft recht op een bedrag van éénentwintig duizend negen honderd zesendertig euro (€ 21.936,00). (…)”
3.5 Bij brief van 24 september 2007 heeft de gemeente de man, voor zover hier van belang, als volgt bericht:
“(…) Op 12 december 2006 heeft de heer [B.] deze dienst (hof: Sociale Zaken van de gemeente) in kennis gesteld dat de woning aan de [adres] voor wat betreft zijn deel, middels notariële akte van 13 juni 2006, aan u is overgedragen.
De kosten van bijstand zouden van de heer [B.] teruggevorderd moeten worden bij beschikbaar komen van het vermogen. Nu door de wijziging per notariële akte van 13 juni 2006 de situatie gewijzigd is en de heer [B.] door eigen toedoen niet meer kan beschikken over vermogen wordt deze situatie aangemerkt als een schenking aan u. Deze schenking kan conform artikel 13 IWWB en artikel 99 Abw op u worden verhaald in dit geval tot maximaal € 64.438,80.
Wij hebben besloten over de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 augustus 2007 de verstrekte bijstand tot een bedrag van € 24.489,99 op u te verhalen. Wij verzoeken u dit bedrag ad € 24.489,99 ineens vóór 1 november 2007 over te maken (…). Voorts hebben wij besloten met ingang van 1 oktober 2007 maandelijks een bedrag ter hoogte van het aan de heer [B.] verstrekte uitkeringsbedrag op u te verhalen tot een maximum van € 39.948,81. Dit is het verschil tussen het vastgestelde vermogen ad € 64.438,80 en het op u te verhalen bedrag van € 24.489,99. (…)”
3.6 Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank Almelo op 27 februari 2009, heeft de gemeente de rechtbank verzocht de man te veroordelen tot betaling aan de gemeente:
- van € 46.634,98 vermeerderd met wettelijke rente van 24 september 2007 tot aan de dag der algehele voldoening;
- vanaf 1 februari 2009 maandelijks, uiterlijk op iedere 25e van de maand, het bruto bedrag ter zake van de bijstandsuitkering dat de gemeente die maand aan de heer [B.] heeft uitgekeerd, tot aan de datum waarop het maximumbedrag van € 64.438,80 berekend vanaf 1 januari 2006 van aan de heer [B.] uitgekeerde bijstandsuitkering is bereikt, vermeerderd met wettelijke rente vanaf iedere vervaldatum tot aan de dag der algehele voldoening;
- van de kosten van het vertaalbureau van € 478,48;
- van de deurwaarderskosten ter zake van de beslaglegging van € 320,83;
- van de deurwaarderskosten ter zake van de betekening van het onderhavige verzoekschrift, nadat de gemeente de factuur aan de man heeft doen toekomen;
- van de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.788,-;
- van de kosten van deze procedure, alsmede de kosten van de gemachtigde van de gemeente.
3.7 Bij verweerschrift, ingekomen bij de rechtbank Almelo op 18 juni 2009, heeft de man de rechtbank verzocht de gemeente niet-ontvankelijk te verklaren in (het hof begrijpt) haar verzoek, althans het verzoek af te wijzen, kosten rechtens.
3.8 Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank de man veroordeeld tot betaling van € 46.634,98, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 september 2007 tot aan de dag der algehele voldoening, de door de man te betalen verhaalsbijdrage met ingang van 1 februari 2009 vastgesteld op het bruto bedrag ter zake van de bijstandsuitkering die de gemeente maandelijks aan [B.] heeft uitgekeerd, tot aan de datum waarop het maximumbedrag van € 17.803,92 is bereikt, zolang de bijstandsverlening voorduurt en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf iedere vervaldatum tot aan de dag der algehele voldoening, de man veroordeeld tot betaling van de kosten van het vertaalbureau van € 478,-, de deurwaarderskosten ter zake de beslaglegging van € 320,83, de buitengerechtelijke kosten van € 1.788,- en de kosten van de procedure, tot de datum van de uitspraak aan de zijde van de gemeente begroot op € 1.788,-, en het meer of anders verzochte afgewezen.
4. De motivering van de beslissing
4.1 Ingevolge artikel 3 aanhef en sub a Rv heeft de Nederlandse rechter in zaken die bij verzoekschrift moeten worden ingeleid, met uitzondering van zaken als bedoeld in de artikelen 4 en 5 Rv, rechtsmacht indien verzoeker in Nederland zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft. Omdat de gemeente haar zetel in Nederland heeft is aan deze maatstaf voldaan. Nu de onderhavige procedure een verhaalsbijdrage op grond van de Wet Werk en Bijstand (WWB) betreft, is Nederlands recht van toepassing.
4.2 Ingevolge artikel 62f WWB kunnen kosten van bijstand door het college worden verhaald op:
“a. degene aan wie de persoon die bijstand ontvangt of heeft ontvangen een schenking heeft gedaan voor zover bij het besluit op de bijstandsaanvraag met de geschonken middelen rekening zou zijn gehouden indien de schenking niet had plaatsgevonden, tenzij gelet op alle omstandigheden aannemelijk is dat de schenker ten tijde van de schenking de noodzaak van bijstandsverlening redelijkerwijs niet heeft kunnen voorzien.
b. (…)”.
4.3 Blijkens de akte van 5 september 1980 heeft [B.], samen met zijn vader, de woning aangekocht, ieder voor de onverdeelde helft. [B.] heeft aldus (mede) de woning in eigendom verkregen. De man stelt dat [B.] geen economisch eigenaar is en louter moet worden beschouwd als juridisch eigenaar van de woning. [B.] was enkel vermeld in het eigendomsbewijs en in de hypotheekakte om de financiering van de woning rond te krijgen. Dit wordt volgens de man bevestigd in de notariële akte van 13 juni 2006. Deze stellingen laten naar het oordeel van het hof onverlet dat [B.] in 1980 de woning voor de onverdeelde helft in eigendom heeft verkregen. De brieven en verklaringen van intieme vrienden doen hier niet aan af. Evenmin doet hier aan af dat onderling andere afspraken zijn gemaakt over de eigendomsverhoudingen en dat de moeder de hypotheeklasten van de woning betaalt en zij de kosten van de taxatie voor haar rekening heeft genomen.
4.4 De gemeente heeft haar verzoek in eerste aanleg gegrond op artikel 62f WWB. Anders dan de man is het hof van oordeel dat verhaal op grond van een schenking als bedoeld in artikel 62f WWB aan andere criteria is onderworpen dan het schenkingsbegrip van artikel 7:175 lid 2 BW. Bij toepassing van artikel 62f WWB is rechtens niet relevant of bij de man al dan niet de intentie heeft bestaan de eigendom van de woning ten titel van schenking te verkrijgen. Evenmin is te dezen relevant, zoals de man aanvoert, dat de in de akte van 13 juni 2006 gehanteerde waarde van de woning lager (dan kennelijk de marktwaarde) is gesteld, omdat de moeder van de man een levenslang woonrecht verkreeg en daarbij door de man en zijn echtgenote zou worden verzorgd.
4.5 De man stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat artikel 62f WWB dient te worden toegepast. Immers, aldus de man, kunnen volgens dit artikel de kosten van bijstand worden verhaald voor zover bij het besluit op de bijstandsaanvraag rekening is gehouden met de geschonken middelen. In casu is de bijstandsverlening aan [B.] in 1983 aangevangen, zodat de gemeente op de hoogte was met eventueel vermogen uit de niet zelf bewoonde woning. De man miskent dat de aan [B.] toebehorende onverdeelde helft van de eigendom van de woning aanvankelijk (in 1983, ten tijde van aanvang van de bijstandsverlening) niet, maar later (namelijk op 12 december 2006; zie rov. 3.3 en 3.5 hierboven) wél als schenking in de zin van artikel 62f WWB voor de gemeente in beeld kwam. In dit verband verwijst het hof tevens naar de uitspraak van de Hoge Raad van 27 februari 2004 (NJ 2004, 488) waaruit blijkt dat de uitleg dat artikel 99 lid 1 Abw (thans artikel 62f WWB) ook ziet op het geval waarin ten tijde van de schenking reeds bijstand wordt genoten en past in het stelsel van de wettelijke bepalingen inzake verhaal, die immers ertoe strekken te voorkomen dat iemand die de beschikking heeft over middelen om zelf in de kosten van het bestaan te voorzien, zichzelf in een positie brengt dat hem ten laste van de openbare middelen bijstand moet worden verleend.
4.6 Anders dan de man stelt kon de gemeente bij toepassing van artikel 62f WWB [B.] passeren en de aan [B.] uitgekeerde bijstandsuitkering direct op de man verhalen. Daar komt nog bij dat de gemeente ter mondelinge behandeling onbestreden heeft verklaard dat aan [B.] nog steeds een bijstandsuitkering wordt verleend en dat deze kosten niet op hem kunnen worden verhaald.
4.7 Voor zover de man stelt dat de gemeente de schade had moeten beperken door eerder tot herziening, intrekking en terugvordering van de bijstandsuitkering van [B.] over te gaan overweegt het hof als volgt. Aangenomen al dat op de gemeente een verplichting rust de schade van de man zoveel mogelijk te beperken, dan is de gemeente niet bevoegd de uitkering aan [B.] stop te zetten indien [B.] hier recht op heeft. Ter mondelinge behandeling heeft de gemeente onweersproken verklaard dat [B.] sinds 1983 vrijwel onafgebroken recht heeft op een bijstandsuitkering. Hieruit volgt dat de gemeente niet bevoegd was de uitkering stop te zetten, zodat de gemeente niet op deze manier de schade van de man had kunnen beperken. Evenmin is aannemelijk geworden dat er gronden waren om de bijstandsuitkering terug te vorderen of in te trekken. De man heeft nagelaten nader te onderbouwen op welke andere wijze de gemeente de schade had kunnen beperken.
4.8 Het hof is ten slotte van oordeel dat de man, tegenover de bestrijding door de gemeente, onvoldoende heeft onderbouwd dat de schulden van de vader van de man, in welk kader de man diverse schuldbekentenissen heeft overgelegd, daadwerkelijk bestaan, dat hij deze in 2006 heeft afgelost en dat hij in dat licht een reële koopsom heeft betaald voor de woning. Niet is gebleken dat de overgelegde schuldbekentenissen verband houden met de aanschaf van de woning in 1980.
5.1 Nu de grieven van de man tevergeefs zijn voorgesteld, dient het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.
5.2 Het hof ziet aanleiding, zoals gemeente heeft verzocht, de man als de in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de kosten van het hoger beroep als na te melden.
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Almelo van 20 januari 2010;
veroordeelt de man in de kosten van het geding in hoger beroep tot op heden aan de zijde van de gemeente bepaald op € 894,-.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.J. Rijken, B.M. Mens en B.F. Keulen, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 14 december 2010 uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.