ECLI:NL:GHARN:2010:BO4305
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Oordeel over ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in een strafzaak tegen een minderjarige na overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 15 november 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De zaak betreft een strafvervolging tegen een destijds minderjarige verdachte, die in 2001 werd aangehouden in verband met een gekwalificeerde fietsendiefstal en gewoonteheling. De kinderrechter had de verdachte op 4 juli 2003 bij verstek veroordeeld. Het openbaar ministerie heeft geprobeerd deze uitspraak aan de verdachte te betekenen, maar er zijn lange periodes van inactiviteit geweest, waardoor de verdachte pas op 11 mei 2009 op de hoogte werd gesteld van het vonnis. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk zou worden verklaard in de vervolging, gezien de lange tijdsduur en de overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van een overschrijding van meer dan 9 jaar in de vervolging en berechting van de verdachte, wat niet in overeenstemming is met de redelijke termijn. Het hof concludeert dat de inactiviteit van het openbaar ministerie de oorzaak is van deze overschrijding. Gelet op de omstandigheden van de zaak, waaronder het feit dat het om een minderjarige gaat, heeft het hof geoordeeld dat de enige juiste beslissing is om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging. Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter vernietigd en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging.