ECLI:NL:GHARN:2010:BO4123
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- M.A.F. Cools-Weebers
- M.L.H.E. Roessingh-Bakels
- B.W.M. Hendriks
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van artikel 10a, eerste lid, onder 1 van de Opiumwet in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 16 november 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het trachten te bewegen van een ander tot het plegen van een feit als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken. De zaak betreft de aanhouding van de verdachte op 7 oktober 2006, waarbij hij werd verdacht van betrokkenheid bij de invoer van een grote hoeveelheid cocaïne. De verdachte had een container begeleid die vermoedelijk cocaïne bevatte, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat hij daadwerkelijk een ander had trachten te bewegen tot het plegen van een strafbaar feit. Het hof overwoog dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn strafvervolging. De verdediging voerde aan dat de dagvaarding nietig verklaard moest worden, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof concludeerde dat de tenlastelegging niet voldeed aan de eisen van bewijs en dat de verdachte niet wist dat hij met harddrugs te maken had. De vrijspraak werd onderbouwd door de overweging dat de verdachte niet kon worden aangemerkt als iemand die een ander trachtte te bewegen tot het plegen van een feit, en dat de gedragingen van de verdachte niet onder artikel 10a van de Opiumwet vielen. Het hof sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten.