Met betrekking tot de vaststaande feiten:
2. Tegen de weergave van de vaststaande feiten onder overweging 2 (2.1 tot en met 2.5) van het bestreden vonnis is geen grief ontwikkeld, zodat ook het hof van die feiten uit zal gaan.
Op basis van die feiten en hetgeen het hof in hoger beroep als gesteld en niet (voldoende) weersproken, dan wel op basis van de niet bestreden inhoud der overgelegde producties als vaststaand aanneemt, kan van het volgende worden uitgegaan:
- Het waterschap heeft op 29 mei 2007 een Europese openbare aanbesteding van de opdracht volgens het bestek “Herstellen damwanden en kades Meppelerdiep” (projectnummer 9S2870.BO) gehouden.
- Onderdeel van dit werk betrof het aanbrengen van een 7,25 km lange verankerde stalen damwand langs het Meppelerdiep van Meppel tot Zwartsluis. In het bestek (paragraaf 310010) was dienaangaande voorgeschreven dat de toe te passen damwand van het “type AZ 13 o.g.” (derhalve type AZ 13 of gelijkwaardig) moet zijn.
- Tijdens de inlichtingsfase is door (één van) de geïnteresseerde aannemers de vraag gesteld wat het waterschap verstaat onder o.g. bij bestekpost 310010 ? “Is dit het weerstand en traagheidsmoment ?" Als antwoord daarbij is gegeven:”Gelijkwaardig is een warm gewalst damwandprofiel met voldoende sterkte om een levensduurverwachting, tenminste gelijk aan de besteksoplossing te kunnen realiseren. Dit houdt in dat de damwandconstructie na tenminste 50 jaar levensduur een vergelijkbare reststerkte moet hebben als de beschreven besteksoplossing.”
- [appellante] heeft ingeschreven met een besteksconforme oplossing voor de damwand voor een bedrag van € 11.980.000,-- exclusief BTW en met een een variant 1 voor een bedrag van € 11.080.000,-- exclusief BTW.
- In de aanbiedingsbrief bij variant 1 schrijft De Graaf namens [appellante] onder meer het volgende: “Bij deze variant stellen wij U voor de volgende onderdelen te wijzigen. Stalen damwand AZ 13 te vervangen door AZ12-770, staalkwaliteit S 270.”
- Bij brief van 12 oktober 2007 heeft het waterschap het werk (alsnog) voorwaardelijk aan [appellante] gegund aan de hand van haar reguliere inschrijving met een aanneemsom van € 11.980.000,-- excl. BTW.
- Bij brief van 30 oktober 2007 is het werk definitief aan [appellante] gegund op basis van haar reguliere inschrijving (€ 11.980.000,-- excl. BTW).
- [appellante] heeft bij brief van 31 oktober 2007 aan het waterschap de opdracht tot het uitvoeren van de werkzaamheden genoemd in bovenvermeld bestek bevestigd.
- Bij brief van 9 november 2007 heeft [appellante] het waterschap verzocht de AZ13 damwandplanken (als voorgeschreven in het bestek) te mogen vervangen door een gelijkwaardige plank, namelijk de AZ12-270.
- Bij brief van 14 november 2007 wijst het waterschap het verzoek van [appellante] af. In deze brief staat onder meer het volgende: “De directie is samen met de opdrachtgever tot de conclusie gekomen dat de AZ 12-770 niet gelijkwaardig is aan AZ 13. Daarom wordt de AZ 12-770 niet geaccepteerd voor dit werk. Hiervoor hebben wij de volgende redenen. Eén van de andere aannemers die ingeschreven heeft, heeft de AZ 12-770 als variant ingediend. Als zodanig heeft Haskoning de AZ 12-770 gecontroleerd en nagerekend. Inderdaad is het zoals uw constructeur aangeeft zo, dat de AZ 12-77- constructief gezien voldoende sterk is om aan de uitgangspunten te voldoen. Daarmee is de damwand echter nog niet gelijkwaardig aan de AZ 13. Zo wijkt de dikte af naar beneden, is de reststerkte na 50 jaar kleiner en zijn de weerstandsmomenten bij aanvang en na 50 jaar kleiner. Tot slot worden, door de andere werkende breedte van de AZ 12-770, minder ankers toegepast dan in het bestek staat voorgeschreven. Voor de goede orde het volgende. Was de AZ 12-770 als variant acceptabel geweest, dan zou dit voor de opdrachtgever een aanzienlijk financieel voordeel hebben opgeleverd. De variant zou dan beoordeeld zijn als economisch meest voordelige aanbieding. De tijdens de aanbesteding ingeschreven variant met een AZ 12-770 is bijvoorbeeld aangeboden voor ruim € 900.000,-- minder dan de aan u gegunde reguliere inschrijving op het bestek.”
- Bij brief van 20 november 2007 heeft het waterschap nogmaals negatief op het verzoek van [appellante] gereageerd. In die brief wordt aangegeven dat het honoreren van het verzoek een wijziging van de aanbieding van [appellante] zou behelzen hetgeen in de ogen van het waterschap aanbestedingsrechtelijk onjuist zou zijn en in strijd met het gelijkheidsbeginsel.