ECLI:NL:GHARN:2010:BN7998

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
13 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-001223-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om nieuwe deskundige en horen getuige in hoger beroep tegen vonnis rechtbank Arnhem

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 13 september 2010 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Arnhem. De verdediging verzocht om de benoeming van een nieuwe deskundige om de betrouwbaarheid van de verklaringen van het slachtoffer te beoordelen. Het hof heeft dit verzoek afgewezen, omdat de verdediging geen inhoudelijke aanmerkingen had op de wijze van onderzoek van de huidige deskundige, professor Wagenaar, en zijn bevindingen. Het hof merkte op dat de uiteindelijke beoordeling van de verklaringen van het slachtoffer aan het hof zelf toebehoort en dat het hof in staat is om de bevindingen van de deskundige te toetsen.

Daarnaast heeft de verdediging verzocht om het horen van een medeverdachte als getuige, omdat deze getuige verklaringen heeft afgelegd die door de rechtbank zijn gebruikt voor het bewijs, terwijl de verdachte deze verklaringen tegenspreekt. Het hof heeft dit verzoek toegewezen en de zaak verwezen naar de rechter-commissaris voor het horen van de getuige. Het hof heeft het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst, maar zal het onderzoek hervatten op 8 december 2010 voor een pro forma behandeling. De verdachte en de getuige zijn opgeroepen voor deze zitting.

Het hof heeft ook een verzoek tot nader onderzoek naar alternatieve scenario's afgewezen, omdat het dossier geen concrete aanknopingspunten bood voor de veronderstelling dat de medeverdachte de feiten met een ander dan de verdachte heeft gepleegd. Het hof heeft de zaak geschorst tot de genoemde datum en zal de getuige en de verdachte oproepen voor de zittingen.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-001223-10
Uitspraak d.d.: 13 september 2010
TEGENSPRAAK
Tussenarrest van de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Arnhem van 22 maart 2010 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 05-900389-09 en 05-601039-09, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 16-600808-08, tegen
VERDACHTE,
geboren te (geboorteplaats) op (geboortedatum),
thans verblijvende in (detentieadres).
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 augustus 2010 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennis genomen van hetgeen door de advocaat-generaal, verdachte en zijn raadsman, mr N. van Schaik, naar voren is gebracht.
Het hof hierbij tevens acht geslagen op de appelschriftuur van de raadsman van 8 april 2010, alsmede op de brief van de raadsman van 11 augustus 2010.
Ter terechtzitting heeft het hof het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst en bepaald dat bij tussenarrest op de verzoeken van de raadsman zal worden beslist.
De verzoeken
1. Horen van getuige [medeverdachte].
De raadsman heeft aangevoerd dat onderdelen van de verklaringen van deze getuige, die tevens medeverdachte is, door de rechtbank voor het bewijs zijn gebezigd terwijl verdachte die onderdelen van diens verklaring tegenspreekt. Daarom is het volgens de raadsman in het belang van de verdediging dat deze getuige wordt gehoord.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek.
Het hof is met de raadsman en de advocaat-generaal van oordeel dat deze getuige gehoord dient te worden, zodat het hof dit verzoek zal toewijzen. Hiertoe zal het hof de zaak verwijzen naar de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank te Arnhem.
Het hof acht het van belang om de getuige [medeverdachte] daarnaast ook op een nadere terechtzitting te horen. Hij dient daartoe tegen die nadere zitting te worden opgeroepen. Het hof zal daartoe tevens een afzonderlijk te minuteren bevel medebrenging geven.
2. De betrouwbaarheidsbeoordeling van de verklaringen van [slachtoffer]
De raadsman heeft verzocht om een nieuwe deskundige, niet zijnde professor Wagenaar, te benoemen die op basis van de opnamen van de verhoren van [slachtoffer] een oordeel dient te geven over de betrouwbaarheid van de door haar afgelegde verklaringen. De raadsman heeft aangevoerd dat niet kan worden uitgesloten dat professor Wagenaar niet onpartijdig is geweest bij het opstellen van het rapport, aangezien Wagenaar in de media kritische uitlatingen heeft gedaan over het vonnis waarvan beroep, over verdachte, in het bijzonder over het bestaan van een ernstige gedragsstoornis bij hem, over de strafoplegging en de daarvoor gegeven motivering en over het niet opleggen van de TBS-maatregel.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van dit verzoek nu het rapport met het oordeel over de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] eerder in gebruik is genomen dan dat professor Wagenaar zich heeft uitgelaten over verdachte. Dat was immers pas nadat verdachte door de rechtbank was veroordeeld. Hiernaast acht de advocaat-generaal van belang dat Wagenaar zijn rapport heeft opgesteld aan de hand van slechts de verklaringen van [slachtoffer], zodat de indrukken die hij van verdachte heeft - kennelijk - zijn verkregen aan de hand van berichtgeving in de media dan wel uit hetgeen hij op de (openbare) terechtzitting van verdachte heeft vernomen.
Het hof heeft geconstateerd dat de raadsman geen inhoudelijke aanmerkingen heeft op de wijze van onderzoek van Wagenaar, diens bevindingen en conclusies. De raadsman heeft voor wat betreft de wijze van een nieuw uit te voeren onderzoek slechts, in navolging overigens van een opmerking daarover van Wagenaar, aangevoerd dat een nieuw te benoemen deskundige over het gehele dossier zou moeten kunnen beschikken.
Het hof acht het niet noodzakelijk een nieuwe deskundige te benoemen teneinde te rapporteren omtrent de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer]. Het hof zal dit verzoek afwijzen.
Het hof merkt hierbij op dat, voorzover van belang, de uiteindelijke beoordeling van de betekenis van de verklaringen van [slachtoffer] uitsluitend tot de bevoegdheid van het hof behoort. Bij die beoordeling dient het hof al hetgeen deel uitmaakt van de processtukken en het verhandelde tijdens de zittingen van de rechtbank en het hof te betrekken. Tot de processtukken behoren ook de geluids- en beeldregistraties waar professor Wagenaar zijn rapport (mede) op gebaseerd heeft. Het hof acht zich heel wel in staat de bevindingen van deze deskundige te toetsen evenals diens conclusies.
Gelet hierop acht het hof het niet noodzakelijk een nieuwe deskundige te benoemen teneinde te rapporteren omtrent de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer]. Het hof zal dit verzoek daarom afwijzen.
Aan de raadsman kan echter wel worden toegegeven dat het hoogst ongelukkig en bovendien onwenselijk is dat een deskundige zich publiekelijk uitlaat over een zaak waarin hij heeft gerapporteerd, in het bijzonder wanneer daarin nog geen onherroepelijke uitspraak is gedaan.
3. Nader onderzoek naar alternatieve scenario’s
De raadsman heeft verzocht om een nader onderzoek naar alternatieve scenario’s ten aanzien van het tenlastegelegde tasjesroven op 7, 8 en 10 maart 2009. De raadsman heeft aangevoerd dat [getuige A] heeft gesuggereerd dat [medeverdachte] deze feiten wel eens gepleegd zou kunnen hebben met [getuige B], dat [getuige B] voor [medeverdachte] tassen heeft verborgen en dat de aangevers van die feiten dadersignalementen hebben opgegeven die niet passen bij het uiterlijk van verdachte. De raadsman heeft daarnaast gesteld dat het ook goed mogelijk is dat een nog weer andere persoon dan [getuige B] die feiten met [medeverdachte] heeft gepleegd.
De raadsman heeft daarom verzocht de zaak naar de rechter-commissaris te verwijzen opdat deze gebruik kan maken van zijn bevoegdheden die hem op grond van artikel 177 van het Wetboek van Strafvordering toekomen.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek nu het dossier geen concrete aanknopingspunten biedt voor de veronderstelling dat [medeverdachte] die feiten met een ander dan verdachte heeft gepleegd.
Het hof acht het van belang om, alvorens te beslissen op dit verzoek, kennis te nemen van de verklaring van [medeverdachte] bij de rechter-commissaris in het kader van de hiervoor genoemde verwijzing. Daartoe wordt de beslissing aangehouden tot een nadere terechtzitting.
BESLISSING
Het hof:
Heropent het onderzoek.
Wijst toe het verzoek tot het horen van de getuige [medeverdachte].
Stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank te Arnhem, met voormeld doel.
Wijst af het verzoek tot het benoemen van een nieuwe deskundige teneinde de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] te laten beoordelen.
Houdt aan het verzoek tot het doen van nader onderzoek naar alternatieve scenario’s ten aanzien van de aan verdachte tenlastegelegde tasjesroven op 7, 8 en 10 maart 2009.
Om de klemmende reden dat het zittingsrooster van het hof een eerdere behandeling van de zaak niet toelaat, zal het onderzoek langer dan een maand, maar niet langer dan drie maanden worden geschorst.
Schorst het onderzoek en bepaalt dat het onderzoek zal worden hervat op 8 december 2010 te 14.00 uur voor een pro forma behandeling. .
Beveelt de oproeping van de verdachte voor de zitting van 8 december 2010 te 14.00 uur (pro forma behandeling) en voor de zitting van 31 januari 2011 te 9.00 uur (inhoudelijke behandeling) met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsman en aan de benadeelde partijen (met vermelding van het karakter van die zittingen)
Beveelt de oproeping van de getuige [medeverdachte] voor de zitting van 31 januari 2011 te 9.00 uur en gelast tevens diens medebrenging, welk bevel afzonderlijk zal worden geminuteerd.
Aldus gewezen door
mr M.L.H.E. Roessingh-Bakels, voorzitter,
mr C.G. Nunnikhoven en mr P.R. Wery, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr M.E.B. Rasing, griffier,
en op 13 september 2010 ter openbare terechtzitting uitgesproken.