ECLI:NL:GHARN:2010:BN7076

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
24 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-00460
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over naheffingsaanslag parkeerbelasting en vrijstelling voor gehandicapten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, X, tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 december 2009, waarin een naheffingsaanslag parkeerbelasting van € 50,20 werd opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen. De naheffingsaanslag werd opgelegd op 6 september 2008, omdat belanghebbende zijn voertuig, een Kia, had geparkeerd op een locatie waar betaald parkeren verplicht was. Belanghebbende stelde dat hij recht had op vrijstelling van parkeerbelasting op grond van het gelijkheidsbeginsel, omdat gehandicapten en dierenambulances vrijgesteld zijn van deze belasting. De rechtbank oordeelde echter dat er geen sprake was van gelijke gevallen, aangezien gehandicapten en dierenambulances een objectieve en redelijke rechtvaardiging hebben voor hun vrijstelling.

Het Gerechtshof Arnhem heeft de zaak op 24 augustus 2010 behandeld. Tijdens de zitting was alleen de ambtenaar aanwezig, terwijl de gemachtigde van belanghebbende niet verscheen. Het Hof oordeelde dat belanghebbende zich niet in een gelijke situatie bevond als de vrijgestelde groepen. Het Hof bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de gemeenteraad van Nijmegen terecht had besloten om gehandicapten en dierenambulances vrij te stellen van parkeerbelasting. De uitspraak van het Hof is openbaar gemaakt op dezelfde datum, en belanghebbende heeft de mogelijkheid om binnen zes weken in cassatie te gaan bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Sector belastingrecht
nummer 09/00460
uitspraakdatum: 24 augustus 2010
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
X te Z (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 december 2009, nummer AWB 09/766, in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen (hierna: de Ambtenaar).
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 De Ambtenaar heeft met dagtekening 6 september 2008 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van € 50,20.
1.2 Het bezwaar van belanghebbende is bij uitspraak van de Ambtenaar van 14 februari 2009 ongegrond verklaard. Daarbij is het verzoek om een kostenvergoeding afgewezen.
1.3 Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Ambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend, de Ambtenaar een conclusie van dupliek
1.5 Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
1.6 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juli 2010 te Arnhem. Daarbij is verschenen en gehoord de Ambtenaar. De gemachtigde van belanghebbende is met voorafgaande gefaxte kennisgeving aan het Hof niet verschenen.
2. De vaststaande feiten
2.1 De onderhavige naheffingsaanslag is opgelegd in verband met het parkeren van een voertuig van het merk Kia met kenteken 00 AA BB aan de a-straat te Nijmegen op 6 september 2008. Belanghebbende is houdster van dit voertuig.
2.2 De a-straat is blijkens het Aanwijzingsbesluit Betaald Parkeren 2007 voor het gedeelte aan de oneven zijde tot en met nummer 71 en aan de even zijde tot en met nummer 76 door het college van burgemeester en wethouders aangewezen als locatie waar uitsluitend tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd.
2.3 Volgens artikel 9 van de Verordening parkeerbelastingen 2008 zijn onder andere vrijgesteld gebruikers van als zodanig herkenbare dierenambulances en de gehandicapte, voor zover deze beschikt over een duidelijk zichtbaar aangebrachte geldige Europese Gehandicapten Parkeerkaart, gemeentelijke parkeerontheffing voor gehandicapten of buitenlandse gehandicaptenparkeerkaart.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1 Tussen partijen is in geschil of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
3.2. Belanghebbende beroept zich op het gelijkheidsbeginsel, aangezien gehandicapten en dierenambulances zijn vrijgesteld van parkeerbelasting zonder dat hiervoor een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat.
3.3 Belanghebbende beantwoordt de bij 3.1 vermelde vraag ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag.
3.3 De Ambtenaar beantwoordt bovenstaande vraag bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4. Beoordeling van het geschil
4.1 Hoewel dit in het tot de gedingstukken behorende afschrift van de onder 2.3 genoemde verordening niet expliciet is verwoord, valt mede gelet op artikel 1, onderdeel k, daarvan aan te nemen dat de onderhavige parkeerbelasting berust op artikel 225, lid 1, onderdeel a, van de Gemeentewet, waarvan de aanhef luidt: ‘In het kader van de parkeerregulering kunnen (…)’.
4.2. Met betrekking tot het gelijkheidsbeginsel heeft de Rechtbank terecht geoordeeld dat – voor zover geen beroep wordt gedaan op de meerderheidsregel – een dergelijk beroep slechts slaagt indien sprake is van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen die wordt veroorzaakt door begunstigend beleid dan wel een oogmerk tot begunstiging, terwijl voor deze ongelijke behandeling geen objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat.
4.3 Naar het oordeel van het Hof bevindt belanghebbende zich voor zover relevant voor de parkeerbelasting feitelijk en rechtens niet in een gelijke situatie als dierenambulances en gehandicapten. Met betrekking tot dierenambulances heeft te gelden dat deze een algemeen maatschappelijk belang dienen door (vaak spoedeisende) hulp aan (huis)dieren te verlenen. Met betrekking tot gehandicapten als bedoeld in de vrijstelling moet worden geconstateerd dat deze vaak aangewezen zijn op vervoer per auto. Voor beide groepen vrijgestelden betekent dit dat zij, anders dan belanghebbende, in betekenende mate zijn beperkt in hun mogelijkheden om de auto te parkeren buiten gebieden die zijn aangewezen voor betaald parkeren.
4.4 Voor zover geoordeeld moet worden dat wel sprake is van gelijke gevallen, vormt het hierboven omschreven verschil naar het oordeel van het Hof een objectieve en redelijke rechtvaardiging op grond waarvan de gemeenteraad van Nijmegen, mede gelet op de onder 4.1 genoemde wetsbepaling, kon besluiten parkeren door de in artikel 9 voormeld omschreven gehandicapten en dierenambulances niet te rcguleren en derhalve vrij te stellen van parkeerbelasting.
4.5 Het Hof begrijpt de conclusie van repliek aldus, dat belanghebbende zich tevens op het standpunt stelt dat de uitspraak op bezwaar onvoldoende is gemotiveerd en, gelet op artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht, niet in stand kan blijven.
4.6 Het Hof volgt belanghebbende niet in dit standpunt. Naar het oordeel van het Hof was de uitspraak op bezwaar in het licht van hetgeen is gesteld in het bezwaarschrift voldoende gemotiveerd.
Slotsom
Het hoger beroep is ongegrond.
5. Proceskosten
Het Hof ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A.V. Boxem, voorzitter, mr. J. Lamens en mr. J.A. Monsma, in tegenwoordigheid van mr. W.J.N.M. Snoijink als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2010
De griffier is verhinderd deze De voorzitter,
uitspraak mede te ondertekenen
(R.A.V. Boxem)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 24 augustus 2010.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.