ECLI:NL:GHARN:2010:BN5769

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
26 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-004515-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek naar gedragskundig rapport in strafzaak Hoogerheide

In de zaak tegen de verdachte, die in hoger beroep is gegaan tegen een vonnis van de rechtbank Breda, heeft het Gerechtshof Arnhem op 26 augustus 2010 een tussenarrest gewezen. Het hof heeft besloten het onderzoek te heropenen voor het opmaken van een nieuw gedragskundig rapport. Dit besluit is genomen omdat niet is gebleken dat de rapporteurs van het Pieter Baan Centrum in juni 2007 over het volledige opsporingsproces-verbaal beschikten, inclusief alle verklaringen van de verdachte en getuigen, alsook de audio- en audiovisuele opnames van de verhoren van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat het tijdsverloop sinds het eerdere rapport ook een nieuwe beoordeling noodzakelijk maakt. De rapporteurs zullen op een volgende zitting als deskundigen worden gehoord.

Het hof heeft de advocaat-generaal opgedragen om na te gaan over welke stukken de rapporteurs beschikten en om het Pieter Baan Centrum in het bezit te stellen van relevante dossiers en opnames. De rapporteurs moeten na bestudering van deze stukken een nadere rapportage opstellen. Het hof heeft het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst, maar niet langer dan drie maanden, en zal het onderzoek hervatten op een nog nader te bepalen tijdstip. De verdachte, de rapporteurs en de nabestaanden van het slachtoffer zullen worden opgeroepen voor deze zitting.

Dit arrest is gewezen na verwijzing van de Hoge Raad en is gebaseerd op het onderzoek op de terechtzitting van 12 augustus 2010. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaten-generaal en de inbreng van de verdachte en zijn raadslieden. De gedragsdeskundigen van het Pieter Baan Centrum hebben eerder een rapport opgesteld, maar het hof is van mening dat dit rapport niet volledig is, gezien de ontbrekende stukken. Daarom is heropening van het onderzoek noodzakelijk.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-004515-09
Uitspraak d.d.: 26 augustus 2010
TEGENSPRAAK
Tussenarrest van de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van 6 september 2007 in de strafzaak tegen
VERDACHTE,
geboren te (geboorteplaats) op (geboortedatum),
wonende te (woonplaats), (adres).
thans verblijvende in (detentieadres).
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is -na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad- gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 12 augustus 2010 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaten-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadslieden, mr. B.P. de Boer en mr T. de Bont, naar voren is gebracht.
Heropening van het onderzoek
De gedragsdeskundigen A., psychiater en B., psycholoog van het Pieter Baan Centrum (PBC) te Utrecht hebben in 2007 een onderzoek ingesteld naar de geestvermogens van verdachte en naar aanleiding daarvan een rapportage opgesteld, gedagtekend 21 juni 2007. In die rapportage staat op pagina 2 onder het kopje “Beschikbare en geraadpleegde stukken” vermeld:
- Pro Justitia-rapport van C., psycholoog, d.d. 21.3.2004;
- Dossier van Reclassering Nederland, locatie Den Haag, met daarin onder andere twee adviesrapportages d.d. 22.9.2004 en 12.12.2005, twee afloopberichten toezicht d.d. 30.11.2004 en 19.7.2006, een eindverslag van Stichting Exodus d.d. 25.3.2005 en een ontslagbrief van De Waag d.d. 5.12.2005;
- Consultbrief van D., psychiater, d.d. 4.12.2006;
- Penitentiair dossier.
Uit de schriftelijke weergave van het onderzoek van de rapporteurs A. en B. lijkt te kunnen worden afgeleid dat zij de beschikking hebben gehad over diverse processen-verbaal van verklaringen van verdachte, afgelegd na zijn aanhouding, en daarnaast ook over verklaringen van getuigen.
Het is het hof echter niet gebleken, nu ook in bovenstaande opsomming van beschikbare en geraadpleegde stukken daarvan geen melding wordt gemaakt, dat de rapporteurs de beschikking hebben gehad over het complete opsporingsproces-verbaal met alle verklaringen van verdachte en getuigen, inclusief de audio- en audiovisuele opnames van de verhoren van verdachte. Ook het openbaar ministerie kon hierover ter terechtzitting geen uitsluitsel geven.
Het hof acht het noodzakelijk dat alle verhoren van verdachte en getuigen in de rapportage van het Pieter Baan Centrum betrokken worden, inclusief genoemde opnames. Omdat dit naar het hof aanneemt niet is gebeurd bij de thans voorliggende rapportage van het Pieter Baan Centrum, zal het onderzoek heropend moeten worden. De audio- en audiovisuele opnames van de verhoren van verdachte zullen alsnog aan het dossier moeten worden toegevoegd.
Hierbij neemt het hof tevens in aanmerking dat er inmiddels meer dan drie jaar is verstreken sedert de dagtekening van het uitgebrachte PBC rapport. Ook dat tijdsverloop noopt tot een nieuw rapport.
Het hof heeft overwogen om verdachte in verband hiermee voor een tweede keer ter observatie te laten overbrengen naar het PBC. Het ziet daar echter van af, gelet op de mededeling van verdachte ter zitting dat hij nog steeds niet bereid is om medewerking te verlenen aan een gedragskundig onderzoek. Het hof merkt op dat de betreffende rapporteurs verdachte, indien en voorzover zij dat nodig achten in verband met de door hen uit te voeren onderzoeksopdracht, kunnen bezoeken op zijn detentieadres.
Het hof acht het noodzakelijk dat:
- de advocaat-generaal zal nagaan over welke stukken van het verdachte betreffende opsporingsdossier de rapporteurs A. en B. van het Pieter Baan Centrum te Utrecht de beschikking hadden op het moment dat zij over verdachte rapporteerden en dat de advocaat-generaal daarvan een op schrift gesteld overzicht aan het hof zal doen toekomen;
- de advocaat-generaal het Pieter Baan Centrum in het bezit stelt van de ordners I tot en met VI van het strafdossier en de aanvullende processen-verbaal van verhoren van verdachte, voorzover nog niet in het bezit van het Pieter Baan Centrum, en van de audio- en audiovisuele opnames van de verhoren van verdachte;
- dat deze opnames worden toegevoegd aan het dossier;
- de (eerdere) rapporteurs na bestudering van de genoemde stukken een nadere rapportage opstellen met betrekking tot de destijds gestelde onderzoeksvragen;
- de rapporteurs die bovenstaande opdracht uitvoeren, op een nader te bepalen tijdstip waarop de verdere inhoudelijke behandeling van de zaak zal plaatsvinden, als deskundige ter terechtzitting zullen worden gehoord.
Om de klemmende reden dat de onderzoekshandelingen naar verwachting niet binnen een maand zullen zijn voltooid, zal het onderzoek langer dan een maand, maar niet langer dan drie maanden worden geschorst.
BESLISSING
Het hof:
Heropent het onderzoek.
Stelt de stukken in handen van de advocaat-generaal met voormeld doel.
Schorst het onderzoek voor onbepaalde tijd maar voor niet langer dan drie maanden
Bepaalt dat het onderzoek zal worden hervat tegen een nog nader te bepalen terechtzitting.
Beveelt de oproeping van de verdachte tegen het nog nader te bepalen tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadslieden van de verdachte.
Beveelt de oproeping van de beide rapporteurs van het Pieter Baan Centrum te Utrecht tegen het nog nader te bepalen tijdstip.
Beveelt de oproeping van de nabestaanden van het slachtoffer tegen het nog nader te bepalen tijdstip.
Aldus gewezen door
mr Y.A.J.M. van Kuijck, voorzitter,
mr M.L.H.E. Roessingh-Bakels en mr C. Caminada, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr H.J. Jansen, griffier,
en op 26 augustus 2010 ter openbare terechtzitting uitgesproken.