ECLI:NL:GHARN:2010:BM3391
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Veroordeling voor inbraak bij juwelier met DNA-bewijs
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 3 mei 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte was veroordeeld voor een inbraak bij een juwelier, waarbij zijn betrokkenheid grotendeels werd aangetoond door DNA-bewijs. Dit DNA was verkregen uit een bloedspoor dat was aangetroffen op de binnenrand van de opening in de etalageruit, die was gemaakt ten behoeve van de inbraak. De verdediging had verzocht om een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, maar dit verzoek werd door het hof verworpen.
De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een straf, en de verdachte was tijdig in hoger beroep gekomen. Tijdens de zitting in hoger beroep op 19 april 2010 heeft de raadsvrouw van de verdachte betoogd dat het hof niet tot een bewezenverklaring kon komen, omdat de betrokkenheid van de verdachte enkel kon blijken uit het DNA-profiel. De raadsvrouw uitte twijfels over de validiteit van het DNA-bewijs, maar het hof oordeelde dat het DNA-bewijs sterk genoeg was om de betrokkenheid van de verdachte te bevestigen.
Het hof overwoog dat het DNA-profiel van de verdachte was verkregen uit een bloedspoor dat op een atypische plaats was aangetroffen, wat de kans dat een ander dan de verdachte dit spoor had achtergelaten, uiterst klein maakte. De getuigenverklaringen en de onderzoeksresultaten van het Nederlands Forensisch Instituut ondersteunden de conclusie van het hof dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan. Het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig waren.
De uiteindelijke straf die het hof oplegde was een gevangenisstraf van drie maanden, waarbij het hof rekening hield met de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Het hof verwierp het verzoek om een werkstraf of voorwaardelijke gevangenisstraf, omdat de verdachte niet ter terechtzitting was verschenen en het hof geen volledig beeld van zijn persoon kon vormen. Het hof concludeerde dat de opgelegde straf passend en geboden was, gezien de omstandigheden van de zaak.