ECLI:NL:GHARN:2010:BM3379

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
29 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002930-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en strafoplegging voor diefstal met geweld en diefstal uit caravan

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 29 april 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte is beschuldigd van diefstal met geweld en diefstal uit een caravan. De feiten dateren van 9 juli 2009 en de periode van 30 mei 2009 tot en met 16 juni 2009. De verdachte heeft samen met medeverdachten een gouden halsketting van de aangever weggenomen, waarbij geweld is gebruikt. De aangever werd met een honkbalknuppel geslagen en beroofd. Daarnaast heeft de verdachte zonder toestemming in een caravan verbleven en daar voedsel gestolen. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld, maar de verdachte ging in hoger beroep.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte zou worden vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar ook dat hij zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gevolgd en het vonnis van de rechtbank vernietigd. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, met een onvoorwaardelijk gedeelte van vijf maanden en reclasseringstoezicht. De verdachte heeft een psychologisch rapport overgelegd waaruit blijkt dat hij lijdt aan een ziekelijke stoornis, wat invloed heeft op de strafbaarheid.

Het hof heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De uitspraak van het hof is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van de feiten. Het hof heeft de verdachte ook de mogelijkheid geboden om ambulante behandeling te ondergaan bij de AFPN, als onderdeel van de bijzondere voorwaarden van de voorwaardelijke straf.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002930-09
Parketnummer eerste aanleg: 07-400191-09
Arrest van 29 april 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 10 november 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1991] te [geboorteplaats],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in P.I. Flevoland, HvB Lelystad te Lelystad,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.P.J. Appelman, advocaat te Purmerend.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot straffen en heeft op de vordering van de benadeelde partij beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal vrijspreken van het onder 2 primair ten laste gelegde en hem zal veroordelen inzake het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende zijn proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de reclassering Nederland, ook als dit inhoudt een opname in de AFPN. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Na wijziging tenlastelegging in eerste aanleg is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 09 juli 2009 te omstreeks 00.30 uur in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een gouden halsketting, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of één of meer van zijn mededader(s):
- met die [slachtoffer 1] telefonisch een afspraak heeft/hebben gemaakt en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] naar een ontmoetingsplek heeft/hebben laten komen en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 1], gezeten in een personenauto, krachtig heeft/hebben vastgepakt en/of (daarbij) (deels) uit die personenauto heeft/hebben getrokken en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 1] krachtig één of meermalen met een honkbalknuppel op/tegen diens lichaam geslagen/gestoten en/of op tegen diens lichaam heeft getrapt/geschopt en/of (daarbij) krachtig aan de (gouden) halsketting van die [slachtoffer 1] heeft/hebben getrokken en/of gerukt;
2.
hij op ??n of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 mei 2009 tot en met 16 juni 2009 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een caravan heeft weggenomen voedsel en/of sex-artikelen en/of een droogmolenhoes en/of een Senseo-apparaat en/of een mobiele telefoon en/of een (douche)sleutel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden;
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 mei 2009 tot en met 16 juni 2009 in de gemeente [gemeente] (telkens) wederrechtelijk is binnengedrongen in een caravan/woning, staande op Camping [naam] en in gebruik bij [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte.
Verweer raadsman ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat het oogmerk van het door verdachte gebruikte geweld niet gericht was op voorbereiden of gemakkelijk maken van de diefstal van de halsketting van aangever, maar op het verkrijgen van informatie van aangever. Het ten laste gelegde kan derhalve niet worden bewezen, aldus de raadsman.
Het hof overweegt dat uit de verklaring van [getuige] blijkt dat verdachte tegen die [getuige] heeft verklaard dat hij van plan was de ketting van aangever te stelen om aan geld te komen. Het hof leidt hieruit af dat het oogmerk van het door verdachte gebruikte geweld gericht was op het voorbereiden en gemakkelijk maken van de diefstal.
Gelet op het voorgaande acht het hof het ten laste gelegde onder 1 wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij omstreeks 09 juli 2009 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een gouden halsketting, toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, of één of meer van zijn mededaders:
- met die [slachtoffer 1] telefonisch een afspraak hebben gemaakt en daarbij die [slachtoffer 1] naar een ontmoetingsplek hebben laten komen en vervolgens
- die [slachtoffer 1], gezeten in een personenauto, krachtig hebben vastgepakt en daarbij (deels) uit die personenauto hebben getrokken en vervolgens
- die [slachtoffer 1] krachtig één of meermalen met een honkbalknuppel tegen diens lichaam gestoten en daarbij krachtig aan de (gouden) halsketting van die [slachtoffer 1] hebben getrokken en gerukt;
2.
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 30 mei 2009 tot en met 16 juni 2009 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een caravan heeft weggenomen voedsel toebehorende aan [slachtoffer 2].
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
feit 1: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit gepleegd werd door twee of meer personen;
feit 2: medeplegen van diefstal.
Strafbaarheid
Omtrent verdachte is door de gedragsdeskundige drs. J.P.M. van der Leeuw, klinisch psycholoog/psychotherapeut, op 14 september 2009, een psychologisch rapport uitgebracht. In dit rapport wordt geconcludeerd dat bij verdachte ten tijde van het plegen van de hem ten laste gelegde feiten een ziekelijke stoornis en een zodanige gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens (in de zin van ouder-kindrelatieproblematiek en van een zich ontwikkelende persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale kenmerken) bestond dat deze feiten hem slechts in licht verminderde mate kunnen worden toegerekend. Het hof neemt deze conclusies over en maakt die tot de zijne. Gelet hierop en voorts in aanmerking genomen dat ten opzichte van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht, acht het hof verdachte strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft aangever, die in goed vertrouwen was meegegaan in de auto met de medeverdachten, beroofd van zijn gouden ketting. Deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die persoon doordat verdachte aangever onder andere met een honkbalknuppel tegen het lichaam heeft gestoten. Verdachte heeft dat feit gepleegd uit overwegingen van eigenbelang, met name geldelijk gewin. Door het plegen van dat feit heeft verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht en de lichamelijke integriteit van aangever.
Daarnaast heeft verdachte, samen met anderen, gedurende een behoorlijke periode zonder toestemming verbleven in een caravan van kennissen. Gedurende dit verblijf heeft verdachte gegeten van de in de caravan aanwezige etenswaren. Door het plegen van dit feit heeft verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van een ander.
Het hof heeft gelet op het verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 februari 2010, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor vergelijkbare delicten is veroordeeld.
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de omtrent de persoon van de verdachte opgemaakte rapporten van de Reclassering Nederland van
21 juli 2009 en 9 oktober 2009, het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 12 april 2010 en het rapport van Pro Justitia van 14 september 2009. Uit deze rapporten komt het beeld naar voren dat verdachte waarde hecht aan de status die hij met crimineel gedrag verwerft en dat het verdachte moeite kost om zich niet grensoverschrijdend te gedragen. Geadviseerd wordt, onder andere, om verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht met mogelijkheid tot een AFPN behandeling. Gelet hierop is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden met een onvoorwaardelijk gedeelte voor de duur van vijf maanden in combinatie met reclasseringstoezicht - met daarbij de mogelijkheid voor de reclassering verdachte, wanneer gewenst, een ambulante behandeling in de AFPN te laten ondergaan - een passende sanctie is. Het hof heeft daarbij ook op de relatief jeugdige leeftijd van verdachte gelet.
Benadeelde partij
Gebleken is, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat de vordering in eerste aanleg niet is toegewezen en dat de benadeelde partij zich binnen de grenzen van de eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Het hof zal de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren, omdat deze niet voldoende onderbouwd is, nu de hoogte van het gevorderde bedrag niet blijkt uit het voegingformulier.
Gelet op het vorenstaande dient de benadeelde partij te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 47, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van de bewezen verklaarde feiten.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden;
beveelt, dat van de gevangenisstraf een gedeelte van vijf maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich zal stellen onder toezicht van de Stichting Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de aanwijzingen van die instelling, ook als dat inhoudt ambulante behandeling bij de AFPN;
draagt genoemde instelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J.J. Beswerda, voorzitter, mr. G.M. van der Meer en mr. S.J. van der Woude, in tegenwoordigheid van S. van Krugten als griffier, zijnde mr. S.J. van der Woude buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.