ECLI:NL:GHARN:2010:BM2475
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring van beroepschrift in boetezaak
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van een beroepschrift in een boetezaak. De belanghebbende, X te Z, had een bezwaarschrift ingediend tegen een boetebeschikking van de inspecteur van de Belastingdienst te P. De uitspraak op het bezwaar vond plaats op 17 maart 2008, waarbij de belanghebbende werd geïnformeerd dat de boete gehandhaafd bleef. De termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen deze uitspraak was zes weken, wat betekende dat het beroepschrift uiterlijk op 28 april 2008 ingediend moest zijn. De belanghebbende heeft echter pas op 13 oktober 2008 beroep ingesteld, wat door de inspecteur op 14 oktober 2008 is ontvangen. Dit leidde tot de niet-ontvankelijkverklaring door de rechtbank Arnhem, omdat het beroepschrift te laat was ingediend.
In hoger beroep heeft de belanghebbende aangevoerd dat de termijnoverschrijding niet aan haar te wijten was, maar aan een toezegging van een medewerker van de Belastingdienst. Deze medewerker zou hebben beloofd dat de indiening van een suppletieaangifte ook als bezwaar tegen de boete zou worden aangemerkt. Het Hof heeft echter geoordeeld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De belanghebbende had zich moeten realiseren dat haar bezwaar tegen de boete was afgewezen, ook al was er mogelijk een misverstand over de toezegging van de medewerker.
Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard. De kosten van de procedure werden niet toegewezen, omdat het Hof geen aanleiding zag voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken op 13 april 2010.