ECLI:NL:RBARN:2009:BM9852

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
14 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/4756
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep tegen een verzuimboete opgelegd door de Belastingdienst

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 14 juli 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst/Rivierenland. De zaak betreft een naheffingsaanslag omzetbelasting voor het aangiftetijdvak december 2007, waarbij een boete is opgelegd. Eiseres, [X] B.V., heeft bezwaar gemaakt tegen de boetebeschikking, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door de inspecteur op 17 maart 2008. Eiseres heeft vervolgens op 14 oktober 2008 beroep ingesteld tegen deze uitspraak op bezwaar, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat dit beroepschrift te laat is ingediend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt, en dat deze termijn eindigde op 28 april 2008. Aangezien het beroepschrift pas op 14 oktober 2008 is ontvangen, is het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres heeft aangevoerd dat er verwarring is ontstaan door twee uitspraken op bezwaar, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet rechtvaardigt dat het beroep pas zo laat is ingesteld. De rechtbank concludeert dat er geen reden is om aan te nemen dat eiseres niet in verzuim is geweest, en verklaart het beroep derhalve niet-ontvankelijk.

De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in tegenwoordigheid van M. Brouwer, griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Arnhem.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
registratienummer: AWB 08/4756
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 14 juli 2009
inzake
[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,
gemachtigde [gemachtigde],
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst/Rivierenland, kantoor Nijmegen, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft met dagtekening 26 februari 2008 aan eiseres, voor het aangiftetijdvak december 2007, een naheffingsaanslag omzetbelasting (aanslagnummer [000].F.017120) van € 5.915 opgelegd, en bij beschikking een boete van € 591.
Eiseres heeft tegen de boetebeschikking bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar van 17 maart 2008 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Bij brief van 13 oktober 2008, ingekomen bij verweerder op 14 oktober 2008, heeft eiseres beroep ingesteld tegen die uitspraak op bezwaar. Ingevolge artikel 6:15 van de Awb heeft verweerder het beroepschrift doorgestuurd aan de rechtbank.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 16 april 2009 heeft de gemachtigde van eiseres op het verweerschrift gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 juli 2009 te Arnhem. Eiseres heeft zich niet ter zitting laten vertegenwoordigen. Namens verweerder is mr. [gemachtigde] verschenen.
Eiseres is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 9 april 2009 aan haar gemachtigde op het adres [A-straat 1] [Q], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiseres noch haar gemachtigde is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van TNT Post is gebleken dat de brief op 10 april 2009 aan de gemachtigde van eiseres, althans op genoemd adres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.
2. Geschil
In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder terecht aan eiseres een verzuimboete heeft opgelegd. Als eerste moet echter de vraag worden beantwoord of het beroep ontvankelijk is.
3. Motivering
Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Deze termijn vangt ingevolge artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen aan op de dag na die van dagtekening van een uitspraak op bezwaar, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking. Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is het beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het eind van de termijn is ontvangen. Ingevolge artikel 6:11 van die wet blijft bij een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift een niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
De dagtekening van de bestreden uitspraak op bezwaar is 17 maart 2008, er is geen aanleiding om aan te nemen dat het besluit pas na die datum is verzonden, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 28 april 2008. Het beroepschrift is op 14 oktober 2008 bij verweerder ontvangen. Het beroepschrift is dus gelet op artikel 6:9, eerste lid, van de Awb niet tijdig ingediend.
Namens eiseres is in haar brief van 16 april 2009 gesteld dat verweerder verwarring heeft gesticht omdat er twee uitspraken op bezwaar zijn gedaan, op 17 maart 2008 en 29 maart 2008. Voor zover bij eiseres verwarring is ontstaan doordat verweerder twee uitspraken op bezwaar heeft gedaan, verklaart dat niet waarom pas in oktober 2008 beroep is ingesteld en niet binnen zes weken na de tweede uitspraak op bezwaar.
Er is dan ook geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb die in de weg zou staan aan niet-ontvankelijkverklaring.
Gelet op het bovenstaande zal het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
4. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in tegenwoordigheid van
M. Brouwer, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op: 14 juli 2009
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.