ECLI:NL:GHARN:2010:BL9203
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de beschikking tot gevangenhouding in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 24 maart 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank te Utrecht van 11 maart 2010, die een bevel tot gevangenhouding van de verdachte inhield. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. K. Karakaya, heeft in raadkamer het hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal was ook aanwezig tijdens de zitting. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank beoordeeld, evenals de akte die door de griffier van de rechtbank op 15 maart 2010 was opgemaakt.
De raadsman heeft betoogd dat het hoger beroep ook betrekking heeft op de afwijzing van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Het hof heeft echter opgemerkt dat de inhoud van de akte hoger beroep bepalend is en dat het hoger beroep niet gericht is tegen de afwijzing van de schorsing. Na onderzoek heeft het hof vastgesteld dat de gronden voor het bevel tot gevangenhouding nog steeds bestaan, en heeft daarom de beschikking van de rechtbank bevestigd voor zover daartegen hoger beroep is ingesteld.
Het hof heeft overwogen dat er geen omstandigheden zijn die erop wijzen dat de verdachte, in geval van veroordeling, geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of maatregel opgelegd zal krijgen. Ook is er geen reden om aan te nemen dat de verdachte langer van zijn vrijheid beroofd zal blijven dan de duur van de opgelegde straf of maatregel. De beslissing is genomen op basis van de relevante artikelen uit het Wetboek van Strafvordering, namelijk artikelen 65, 66, 67, 67a en 71. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en de raadsheren, in aanwezigheid van de griffier, en is ondertekend door de voorzitter en de griffier.