ECLI:NL:GHARN:2010:BL5931
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Alimentatieverplichting biologische vader naast juridische vader
In deze zaak gaat het om de alimentatieverplichting van de biologische vader naast de juridische vader van twee kinderen, geboren uit de relatie tussen de vrouw en de man. De vrouw, die in hoger beroep is gekomen, verzocht het hof om een bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. De rechtbank had de vrouw in eerste aanleg niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek, omdat zij haar verzoek had gebaseerd op artikel 1:394 BW, wat volgens de rechtbank geen grond bood voor haar verzoek. In hoger beroep heeft de vrouw haar verzoek echter gegrond op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), wat het hof aanleiding gaf om de ontvankelijkheid van haar verzoek opnieuw te beoordelen.
Het hof overweegt dat, hoewel artikel 1:394 BW in principe geen aanspraak biedt aan een kind op onderhoud van de biologische vader zolang er een juridische vader is, er uitzonderingen zijn wanneer er sprake is van een familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM. Het hof concludeert dat de vrouw en haar echtgenoot, die de kinderen heeft erkend, in staat zijn om in hun levensonderhoud te voorzien, en dat er geen feiten zijn aangevoerd die erop wijzen dat de man verplicht is bij te dragen aan de kosten van de kinderen. Het hof vernietigt de beschikking van de rechtbank voor zover de vrouw niet-ontvankelijk is verklaard, maar wijst het verzoek van de vrouw en haar dochter af, omdat er geen grond is voor een onderhoudsplicht van de man.
De beslissing van het hof is genomen op 9 februari 2010, waarbij de betrokken rechters de beschikking hebben uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. De zaak benadrukt de complexiteit van alimentatieverplichtingen in situaties met meerdere ouders en de rol van het EVRM in het Nederlandse recht.