ECLI:NL:GHARN:2010:BL1448

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
18 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AVNR 349-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding kosten raadsman na vrijspraak in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 18 januari 2010 uitspraak gedaan over een verzoek tot vergoeding van kosten van de raadsman na een vrijspraak. De verzoeker was eerder vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten bij een arrest van 28 januari 2009. De raadsman had met verzoeker afgesproken dat hij in het geval van een vrijspraak alle gewerkte tijd aan verzoeker in rekening zou brengen tegen het afgesproken tarief. Na de vrijspraak werd er een nieuwe declaratie opgemaakt, maar het hof oordeelde dat de al bestaande declaratie ten onrechte was gebruikt om de nieuwe op te stellen. Het hof heeft de vervangende declaratie buiten beschouwing gelaten vanwege de gebreken die eraan klevend waren.

Het hof heeft vastgesteld dat de declaratie van de raadsman niet meer is dan een uitgangspunt en dat het hof niet gebonden is aan de door de raadsman gedeclareerde tijd of het gehanteerde uurtarief. De advocaat-generaal heeft tijdens de behandeling in raadkamer volhard bij de eerdere schriftelijke conclusie, met de opmerking dat indien een van de declaraties buiten beschouwing moet blijven, het toe te kennen bedrag dienovereenkomstig moet worden aangepast. Het hof heeft de beide declaraties van 15 januari 2009 als vrijwel identiek beoordeeld, met uitzondering van enkele posten in de urenspecificatie.

Uiteindelijk heeft het hof besloten om de oorspronkelijke declaratie van € 3.605,71 in aanmerking te nemen en de vervangende declaratie van € 5.961,90 buiten beschouwing te laten. Het hof heeft de verzoeker een vergoeding uit 's Rijks kas toegekend van € 15.540,= voor de kosten van de raadsman, en heeft de overige verzoeken afgewezen. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, die buiten staat was om te ondertekenen, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Pkn: 21-004562-06
Avnr: 349-09
Het hof heeft gezien het op 17 april 2009 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift van:
[naam verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
domicilie kiezende te [adres kantoor raadsman],
ten kantore van zijn raadsman,
hierna te noemen verzoeker,
ingediend door [raadsman], advocaat te [plaatsnaam], strekkende tot toekenning van een vergoeding ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering in de kosten van de raadsman, vermeerderd met de kosten voor het indienen en behandelen van het verzoekschrift en het gelijktijdig ingediend verzoek ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft gehoord in openbare raadkamer van 30 november 2009 de advocaat-generaal en namens verzoeker [raadsman] voornoemd. Verzoeker is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Het hof heeft kennis genomen van de overige zich in het procesdossier bevindende stukken, waaronder de conclusie van de advocaat-generaal en het faxbericht van 16 december 2009 van [raadsman] voornoemd, waarbij hij - met instemming van de advocaat-generaal - een toelichting heeft gegeven op twee door verzoeker overgelegde declaraties.
OVERWEGINGEN
1. Bij in kracht van gewijsde gegaan arrest van het hof van 28 januari 2009 is verzoeker vrijgesproken van het hem tenlastegelegde. De zaak is derhalve geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
2. Het verzoekschrift is tijdig ingediend en is in zoverre ontvankelijk.
3. De advocaat-generaal heeft volhard bij de eerdere schriftelijke conclusie, met dien verstande dat, indien mocht blijken dat één van de declaraties die aan het verzoek ten grondslag liggen buiten beschouwing moet blijven, het toe te kennen bedrag dienovereenkomstig moet worden aangepast.
4. Bij de beoordeling van het verzoek tot vergoeding van de kosten van de raadsman in de zin van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering stelt het hof voorop dat de declaratie van de raadsman niet meer is dan een uitgangspunt, dat door het hof wordt betrokken in zijn oordeel of er, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn aan verzoeker een vergoeding toe te kennen voor de kosten van de raadsman en zo ja tot welk bedrag. Deze maatstaf voor het beoordelen van het verzoek brengt met zich mee dat het hof geenszins gebonden is aan de door de raadsman gedeclareerde tijd of het door hem gehanteerde uurtarief.
5. Verzoeker is in eerste aanleg en in hoger beroep bijgestaan door [raadsman] voornoemd. Verzoeker heeft verzocht om toekenning van een vergoeding in de kosten van zijn raadsman tot een bedrag van € 23.490,60. Bij het inleidende verzoekschrift heeft hij vier declaraties van zijn raadsman overgelegd, namelijk:
- een declaratie, nummer 1162007, d.d. 3 maart 2008 ad € 6.711,60;
- een declaratie, nummer 1142008, d.d. 15 januari 2009 ad € 3.605,71;
- een declaratie, nummer 1142008, d.d. 15 januari 2009 ad € 5.961,90;
- een declaratie, nummer 1122009, d.d. 24 februari 2009 ad € 7.211,40.
6. De beide declaraties van 15 januari 2009 zijn vrijwel identiek, waaronder naast de datum en het declaratienummer, vrijwel alle verrichtingen. Het verschil is daarin gelegen dat in de urenspecificatie bij een van de declaraties additioneel zijn opgenomen twee posten “studie dossier” voor respectievelijk 240 en 420 minuten, met als datum van de verrichtingen 1 respectievelijk 2 september 2008. Dit heeft tot gevolg dat in de daarbij behorende declaratie het gedeclareerde bedrag oploopt (van € 3.605,71) tot € 5.961,90.
7. Het hof heeft bij de behandeling in raadkamer de raadsman hierop gewezen en hem om een uitleg gevraagd. Omdat de raadsman ter zitting die uitleg niet kon geven, heeft het hof hem in de gelegenheid gesteld het hof en de advocaat-generaal schriftelijk te informeren. De raadsman heeft dat per brief van 16 december 2009 gedaan. Hij laat daarin weten dat een van de twee declaraties van 15 januari 2009 niet overlegd had mogen worden. Hij zet uiteen dat hij met verzoeker had afgesproken dat hij in het geval van een vrijspraak alle gewerkte tijd aan verzoek in rekening zou brengen tegen het afgesproken tarief. Omdat hij over de periode van 3 januari 2008 tot en met 17 september 2008 de in rekening gebrachte tijd danig had gematigd, moest er een nieuwe declaratie worden opgesteld, toen verzoeker was vrijgesproken. Zo pleegt hij te werken, aldus de raadsman. Hij deelt verder mede dat de declaratie met nummer 1142008 (naar het hof begrijpt: de declaratie ad € 3.605,71) gecrediteerd had moeten worden en dat in verband met de vrijspraak een nieuwe declaratie had moeten worden voor de in de periode van 3 januari 2008 tot en met 17 september 2008 gewerkte uren. Er is wel een nieuwe declaratie opgemaakt maar niet met een nieuw nummer. De al bestaande declaratie is gebruikt om de nieuwe op te stellen en dat had niet mogen gebeuren, aldus de raadsman. Volgens hem is met name misgegaan dat de oude declaratie in het dossier is blijven zitten. Hij deelt tenslotte mede dat de declaratie ad € 3.605,71 buiten beschouwing moet blijven en dat het verzoek strekt tot vergoeding van een bedrag ad € 19.884,90.
8. Het hof merkt in de eerste plaats op dat de raadsman eraan voorbij ziet dat de vervangende declaratie niet alleen een ander nummer had moeten krijgen maar ook een andere datum die is gelegen nadat de vrijspraak onherroepelijk was geworden. Immers, eerst op dat moment was er in de werkwijze van de raadsman aanleiding voor een vervangende declaratie. Het hof moet op grond van de toelichting van de raadsman ook aannemen dat die declaratie nadien is opgemaakt. Deze - aan het hof is overgelegde - declaratie is door de foutieve datering hoe dan ook in strijd met de werkelijkheid.
9. Gezien de toelichting van de raadman plaatst het hof het opstellen van de vervangende declaratie in het licht van de mogelijkheid om bij een vrijspraak op grond van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering een vergoeding in de kosten van de raadsman van de Staat te verkrijgen. Een dergelijke handelwijze acht het hof onjuist.
10. Het hof zal gezien de daaraan klevende gebreken de vervangende declaratie nummer 1142008 d.d. 15 januari 2009 ad € 5.961,90 buiten beschouwing laten en naast te twee andere declaraties alleen de oorspronkelijke declaratie nummer 1142008 d.d. 15 januari 2009 ad € 3.605,71 in aanmerking nemen.
11. Het hof heeft ten aanzien van de gevraagde vergoeding ter zake van de kosten voor rechtsbijstand (in hoger beroep) acht geslagen op de aard, de omvang en de complexiteit van de strafzaak. Het hof acht de gedeclareerde tijd bovenmatig. Verder komt overeenkomstig het beleid van het hof de gedeclareerde reistijd slechts voor de helft voor vergoeding in aanmerking. Het hof ziet geen aanleiding in dit geval van dit beleid af te wijken. Het hof zal op gronden van billijkheid als vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand toekennen een bedrag van
€ 15.000,00 (inclusief BTW).
12. Gelet op de landelijke aanbeveling inzake verzoekschriften schadevergoeding kan in het onderhavige geval als vergoeding voor kosten verbonden aan de indiening en behandeling van dit verzoekschrift en het tegelijkertijd ingediende verzoekschrift ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering worden toegewezen € 540,= (inclusief BTW).
BESCHIKKENDE
Het hof:
- kent aan verzoeker toe op gronden als hiervoor omschreven een vergoeding uit ’s Rijks kas ten bedrage van € 15.540,= (zegge: vijftienduizend vijfhonderdveertig euro) en gelast de tenuitvoerlegging daarvan;
- wijst af hetgeen meer of anders is verzocht;
- beveelt de griffier om bovenstaand bedrag over te maken op het bankrekeningnummer [nummer] t.n.v. [naam].
Deze beschikking is gegeven te Arnhem door mr. E.A.K.G. Ruys, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. I.H.A. Bijl, griffier, alleen ondertekend door de voorzitter, zijnde de griffier buiten staat, en uitgesproken ter openbare zitting van 18 januari 2010.