ECLI:NL:GHARN:2009:BK9409

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
1 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.025.686
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigendomsoverdracht van een auto en goede trouw bij aankoop onder Belgisch recht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding betreffende de eigendom van een auto, waarbij de appellant, W. van Hal B.V., in geschil is met de geïntimeerde, Société Anonyme Cartrust S.A. De appellant heeft de auto gekocht van Auto-Wal, een autobedrijf in België, maar de auto was geregistreerd op naam van Cartrust. De voorzieningenrechter in de rechtbank te Arnhem had eerder geoordeeld dat de appellant niet te goeder trouw was bij de aankoop van de auto, omdat zij niet kon aannemen dat Auto-Wal de eigenaar was, gezien het ontbreken van deel II van het kentekenbewijs en het feit dat de auto op naam van Cartrust stond.

De appellant heeft vier grieven ingediend tegen het vonnis van de voorzieningenrechter. De eerste grief betreft de eigendom van de auto; de appellant stelt dat er geen feiten zijn die aantonen dat Auto-Wal geen eigenaar was. De tweede grief richt zich op de goede trouw van de appellant bij de aankoop. De derde grief betreft de mogelijkheid van revindicatie door Cartrust, en de vierde grief betreft de proceskostenveroordeling.

Het hof heeft de grieven van de appellant verworpen. Het hof oordeelt dat de appellant, gezien de omstandigheden van de aankoop, had moeten twijfelen aan de eigendom van de auto. De Belgische wetgeving, in het bijzonder artikel 1583 van het Burgerlijk Wetboek, stelt dat de eigendom van een zaak wordt overgedragen bij de koopovereenkomst, maar dat dit niet geldt als de verkoper niet bevoegd is om de zaak te verkopen. Het hof bevestigt dat Cartrust recht heeft op revindicatie van de auto, omdat de appellant niet te goeder trouw was bij de aankoop. Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter en veroordeelt de appellant in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE ARNHEM
Sector civiel recht
Zaaknummer 200.025.686
(zaaknummer rechtbank 178118/KG ZA 08-768)
Arrest van de tweede civiele kamer van 1 september 2009
inzake:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
W. van Hal B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
advocaat: mr J.W. Damstra,
tegen:
de vennootschap naar Luxemburgs recht
Société Anonyme Cartrust S.A.,
gevestigd te Luxemburg (Groothertogdom Luxemburg),
geïntimeerde,
advocaat: mr W.A.J. Hagen.
1 Het geding in eerste aanleg
Voor het verloop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar het door de voorzieningenrechter in de rechtbank te Arnhem tussen de appellante verder [appellant] te noemen als gedaagde in conventie en eiseres in reconventie en de geïntimeerde verder Cartrust te noemen als eiseres in conventie en verweerster in reconventie op 9 januari 2009 in kort geding uitgesproken vonnis, waarvan een fotocopie aan dit arrest is gehecht.
2 Het geding in hoger beroep
Bij exploit van 5 februari 2009 heeft [appellant] hoger beroep tegen het voornoemde vonnis ingesteld en daarbij Cartrust doen dagvaarden om voor het hof te verschijnen.
Bij memorie van grieven heeft [appellant] vier grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en toegelicht, haar (reconventionele) eis gewijzigd en geconcludeerd dat het hof dat vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende, primair Cartrust zal veroordelen om - zo leest het hof het petitum - aan [appellant] de litigieuze auto in het bezit te stellen en het ontbrekende deel II (van het kentekenbewijs) en de autosleutels te overhandigen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.500,-- voor iedere dag dat Cartrust daarmee na de tweede dag na de betekening van het in deze zaak te wijzen arrest in gebreke zal blijven en Cartrust zal verbieden de auto wederom ter registratie aan het Euracissysteem aan te bieden op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.500,-- per overtreding, subsidiair Cartrust zal veroordelen om aan [appellant] binnen twee dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen arrest een bedrag van € 44.000,-- te betalen, met veroordeling van Cartrust in de kosten van de beide instanties.
Cartrust heeft bij memorie van antwoord de stellingen van [appellant] bestreden, acht producties overgelegd en geconcludeerd dat het hof (bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren arrest) de vorderingen van [appellant] als ongegrond zal afwijzen, het bestreden vonnis zal bekrachtigen en [appellant] zal veroordelen in de kosten van het hoger beroep.
Ten slotte heeft Cartrust voor het wijzen van arrest de processtukken van de beide instanties aan het hof overgelegd.
3 De grieven
[appellant] heeft - zakelijk weergegeven - de volgende grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd.
1. Ten onrechte heeft de voorzieningenrechter overwogen dat geen feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken op grond waarvan moet worden aangenomen dat Auto Wal eigenaar van de auto is geworden.
2. Ten onrechte heeft de voorzieningenrechter overwogen dat [appellant] niet te goeder trouw het bezit van de auto heeft verkregen.
3. Ten onrechte heeft de voorzieningenrechter overwogen dat het ontbreken van goede trouw bij [appellant] tot de conclusie leidt dat Cartrust de auto kan revindiceren en dat er van een verplichting tot teruggave van de koopprijs en schadeloosstelling door Cartrust geen sprake is.
4. Ten onrechte heeft de voorzieningenrechter [appellant] veroordeeld in de proceskosten.
4 De feiten
De door de voorzieningenrechter in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.9 van zijn vonnis als vaststaand aangenomen feiten, welke vaststelling in hoger beroep niet is bestreden, staan ook in hoger beroep vast.
5 De beoordeling van het geschil in hoger beroep
5.1 Vast staat dat Cartrust eigenaresse was of is van een auto van het merk Land Rover, type Range Rover, model sport 3,6 TDV8 HSE, met het Luxemburgse kenteken XX5540.
Zij heeft deze auto op grond van een in december 2007 tussen haar en First Wellness SA te Luxemburg gesloten leaseovereenkomst op 3 januari 2008 aan First Wellness afgegeven.
Tevens staat vast dat Cartrust bij de Luxemburgse politie op 11 februari 2008 met betrekking tot (onder meer) deze auto aangifte heeft gedaan van abus de confiance/escroquerie.
Ook staat vast dat in januari 2008 deze auto voor een prijs van € 44.000,-- door [appellant] is gekocht van Auto-Wal te Le Roeulx (België). Daarbij staat vast dat ten tijde van de verkoop aan [appellant] de auto niet op naam van Auto-Wal, maar op naam van Cartrust was geregistreerd en dat deel II van het kentekenbewijs niet voorhanden was.
5.2 De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het goederenrechtelijk regime met betrekking tot deze auto - in het bijzonder de vraag naar de vereisten die aan een rechtsgeldige eigendomsoverdracht van de auto aan [appellant] worden gesteld - wordt beheerst door Belgisch recht.
Nu dit oordeel - terecht - niet is bestreden, zal ook het hof hiervan uitgaan.
Grief 1
5.3 Grief 1 is gericht tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat geen feiten zijn gesteld of gebleken op grond waarvan mag worden aangenomen dat Auto-Wal eigenaar van de auto is geworden.
5.4 In haar toelichting op grief 1 heeft [appellant] aangevoerd:
- dat zij de auto heeft gekocht bij een professioneel autobedrijf;
- dat zij niet behoefde te betwijfelen dat Auto-Wal de eigenaar van de auto was, nu zij van Auto-Wal de autopapieren en de sleutels heeft ontvangen;
- dat de factuur op naam van Auto-Wal stond en dat [appellant] € 44.000,-- aan Auto-Wal heeft betaald;
- dat het in de autobranche niet ongebruikelijk is dat de auto niet op naam van de verkoper staat.
5.5 Ook indien van de juistheid van al deze feiten zou moeten worden uitgegaan, kunnen deze niet leiden tot het oordeel dat voorshands aannemelijk is dat Auto-Wal eigenaar van de auto is geworden. Ook in hoger beroep zijn geen feiten gesteld die tot dat oordeel kunnen leiden.
Mitsdien faalt grief 1.
Grief 2
5.6 Artikel 1583 van het Belgische Burgerlijk Wetboek luidt: Hij [sc. de koopovereenkomst] is tussen partijen voltrokken, en de koper verkrijgt van rechtswege de eigendom ten aanzien van de verkoper, zodra er een overeenkomst is omtrent de zaak en de prijs, hoewel de zaak nog niet geleverd en de prijs nog niet betaald is.
Deze bepaling brengt mede dat in beginsel de eigendom van een zaak naar Belgisch recht plaats vindt op het moment van het aangaan van de koopovereenkomst.
5.7 Deze wetsbepaling staat - in geval van verkoop door een beschikkingsonbevoegde niet in de weg aan revindicatie door de eigenaar van de zaak voor zover een dergelijke revindicatie naar Belgisch recht mogelijk is.
Op grond van artikel 2279 lid 2 van het Belgische Burgerlijk Wetboek kan degene die een zaak verloren heeft of aan wie een zaak ontstolen is, gedurende drie jaren, te rekenen van de dag waarop het verlies of de diefstal heeft plaatsgevonden, de zaak terugvorderen van degene in wiens handen hij ze vindt.
De bepaling van artikel 1583 van het Belgische Burgerlijk Wetboek staat derhalve niet in de weg aan de toewijzing van de - binnen de voornoemde termijn van artikel 2279 lid 2 ingestelde vordering tot revindicatie van Cartrust. Voor zover [appellant] met (haar toelichting op) grief 2 het tegendeel wil betogen, faalt deze grief.
5.8 De voorzieningenrechter heeft overwogen dat in casu sprake is van vrijwillig bezitsverlies door Cartrust (doordat zij de auto in lease aan First Wellness heeft afgegeven) en dat Cartrust in dat geval slechts kan revidiceren, indien [appellant] het bezit van de auto niet te goeder trouw heeft verkregen.
Dit oordeel van de voorzieningenrechter is niet bestreden, zodat ook het hof hiervan zal uitgaan.
Grief 2 is gericht tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat [appellant] niet te goeder trouw het bezit van de auto heeft verkregen.
5.9 Vast staat dat het kentekenbewijs van de door Auto-Wal aan [appellant] verkochte auto niet op naam van Auto-Wal, maar op naam van Cartrust was gesteld.
Tevens staat vast dat Auto-Wal niet over alle documenten van de auto beschikte: deel II van het kentekenbewijs was immers niet voorhanden.
5.10 Deze vaststaande feiten - zowel ieder op zichzelf als (te meer nog) in onderlinge samenhang bezien - hadden [appellant] moeten doen twijfelen aan de herkomst van de auto en aan de beschikkingsbevoegdheid van Auto-Wal, die haar een auto te koop aanbood die op naam van een ander (Cartrust) was geregistreerd en die niet over alle documenten van die auto (deel II van het kentekenbewijs) beschikte.
Het hof overweegt hierbij dat volgens vaste Belgische jurisprudentie (zie de arresten van het Belgische Hof van Cassatie van 3 juni 1915 (Pas. 1915-16, I, 300) en 12 november 1925 (Pas. 1926, I, 57)) alle twijfel omtrent het eigendomsrecht van de rechtsvoorganger, evenals elk teken dat het bezit van de rechtsvoorganger verdacht maakt, alle goede trouw uitsluit.
[appellant] heeft gesteld dat zij (bijgestaan door iemand die meer verstand van het kopen van auto's had) nauwkeurig gecontroleerd heeft of de desbetreffende papieren daadwerkelijk betrekking hadden op de auto.
Het hof is van oordeel dat een eenvoudig onderzoek door [appellant] zou hebben opgeleverd dat [appellant] had achterhaald dat Cartrust als de eigenaresse van de auto was geregistreerd en dat degene die haar de auto wilde verkopen niet de eigenaar van die auto was.
Ofschoon zij had kunnen weten dat zij de auto niet van een beschikkingsbevoegde kocht of ten minste had moeten twijfelen aan de beschikkingsbevoegdheid van de verkoper, heeft [appellant] de auto toch van Auto-Wal gekocht en deze auto in bezit genomen.
Aldus is voorshands aannemelijk (dat de bodemrechter zal komen tot het oordeel) dat [appellant] het bezit van de auto niet te goeder trouw heeft verkregen.
De door [appellant] gestelde feiten dat Auto-Wal een erkend autobedrijf is, dat de door haar betaalde koopprijs marktconform was, dat zij van Auto-Wal (een deel van) de autopapieren en de sleutels heeft ontvangen en dat het in de autobranche niet ongebruikelijk is dat de auto niet op naam van de verkoper staat - wat van de juistheid van die stellingen zij - kunnen niet tot een ander oordeel leiden.
Dit brengt mede dat grief 2 - ook in zoverre - faalt.
Grief 3
5.11 Op grond van artikel 2280 van het Belgische Burgerlijk Wetboek kan, indien de tegenwoordige bezitter de gestolen of verloren zaak heeft gekocht op een jaarmarkt of op een andere markt, op een openbare verkoping of van een koopman die dergelijke zaken verkoopt, de oorspronkelijke eigenaar zich de zaak niet doen teruggeven dan mits hij de
prijs die zij hem gekost heeft, aan de bezitter terugbetaalt.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat ook voor een beroep op deze wetsbepaling goede trouw van de koper is vereist.
Nu dit oordeel in hoger beroep niet is bestreden, zal ook het hof hiervan uitgaan.
5.12 Grief 3 is gegrond op de stelling dat [appellant] het bezit van de auto wel te goeder trouw heeft verkregen.
Nu, zoals volgt uit hetgeen naar aanleiding van grief 2 is overwogen, niet aannemelijk is dat [appellant] het bezit van de auto te goeder trouw heeft verkregen, is ook grief 3 ongegrond.
Grief 4
5.13 Uit het hiervoor overwogene volgt dat de vordering van Cartrust in kort geding voor toewijzing in aanmerking komt en dat de reconventionele vorderingen van [appellant] in dit kort geding niet voor toewijzing in aanmerking komen.
Daarmede is [appellant] zowel in conventie als in reconventie in het ongelijk gesteld en derhalve ook terecht in de kosten van het kort geding in eerste aanleg veroordeeld.
Mitsdien faalt ook grief 4.
Slotsom
5.14 Nu de grieven niet tot vernietiging van het bestreden vonnis kunnen leiden, moet dat vonnis worden bekrachtigd.
Op grond van het hiervoor overwogene moeten ook de in hoger beroep door [appellant] gevorderde voorzieningen worden geweigerd.
5.15 Voor bewijsvoering is in het kader van dit kort geding geen plaats, zodat reeds hierom het bewijsaanbod van [appellant] moet worden gepasseerd.
Bovendien heeft [appellant] niets gesteld dat, indien bewezen, tot een ander oordeel kan leiden.
5.16 Als de in het ongelijk gestelde partij zal [appellant] worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
6 De beslissing
Het hof, recht doende in kort geding in hoger beroep:
1. bekrachtigt het tussen de partijen in kort geding gewezen vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank te Arnhem van 9 januari 2009;
2. weigert de in hoger beroep door [appellant] gevorderde voorzieningen;
3. veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van Cartrust tot aan deze uitspraak bepaald op € 1.631,-- aan salaris van de advocaat en op € 313,-- aan verschotten;
4. verklaart dit arrest, voor zover het de onder 3 gegeven veroordeling betreft, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs H. van Loo, A.L.H. Ernes en Th.C.M. Willemse en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 1 september 2009.