ECLI:NL:GHARN:2009:BK0723

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
19 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002285-07
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens onvoldoende bewijs in mishandelingszaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 19 oktober 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor mishandeling, maar heeft hoger beroep aangetekend. De raadsvrouw van de verdachte heeft bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging, omdat er vormverzuimen zouden zijn begaan tijdens het opsporingsonderzoek. De verdediging stelde dat de verbalisanten niet alle getuigen hebben gehoord die aanwezig waren tijdens het incident op 18 juni 2007, en dat de verklaring van de verdachte niet correct was weergegeven in het proces-verbaal.

Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal, die een voorwaardelijke geldboete van € 150,- had geëist, verworpen. Het hof oordeelde dat de vormverzuimen niet onherstelbaar waren en dat de verdediging niet in haar recht was tekortgedaan. Na het horen van getuigen, waaronder een tolk, kwam het hof tot de conclusie dat de verklaringen van de getuigen niet consistent waren met de aangifte van de benadeelde partij. De getuigenverklaringen leidden tot gerede twijfel over het daderschap van de verdachte.

Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat de ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen konden worden, waardoor de verdachte van alle beschuldigingen werd vrijgesproken. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van de hem ten laste gelegde mishandeling.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002285-07
Parketnummer eerste aanleg: 07-480569-07
Arrest van 19 oktober 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 10 september 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1949] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.B.W.G. Beutener, advocaat te Deventer.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een geldboete van € 150,- voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsvrouw heeft bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van verdachte. De raadsvrouw voert hiertoe aan dat de verbalisanten hebben verzuimd om de personen die aanwezig waren in de woning van verdachte ten tijde van de ten laste gelegde mishandeling als getuigen te horen. Voorts moet op grond van de op de zitting van het hof gehoorde getuige [getuige 1] afgelegde verklaring, die als tolk heeft opgetreden bij het verhoor van verdachte door de politie, worden vastgesteld dat hetgeen in het proces-verbaal staat vermeld als verklaring van verdachte geen juiste en volledige weergave is van hetgeen door verdachte is verklaard en door de tolk is vertaald. Daarnaast is uit voornoemde getuigenverklaring gebleken dat het proces-verbaal niet aan verdachte is voorgelezen, terwijl dit wel met zoveel woorden staat vermeld in het proces-verbaal.
Het voorgaande duidt volgens de raadsvrouw op vooringenomenheid bij de verbalisanten over hetgeen is voorgevallen tussen aangeefster [slachtoffer] en verdachte in de woning van verdachte op 18 juni 2007. Door de handelwijze van de politie is aldus doelbewust dan wel met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte te kort gedaan aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak, hetgeen volgens de raadsvrouw tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van verdachte dient te leiden.
Wat betreft het niet horen van de ten tijde van het incident op 18 juni 2007 in de woning van verdachte aanwezige bezoek, is het hof van oordeel dat dit - vanwege de herstelbaarheid in de vorm van een tot de rechter gericht verzoek tot het horen van getuigen - geen vormverzuim oplevert als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Wat betreft de gang van zaken tijdens het politieverhoor van verdachte is ter zitting van het hof als getuige gehoord [getuige 1], tolk in de Chinese taal, meer in het bijzonder in het Wenzhou. Getuige is bevraagd over de door verdachte bestreden weergave van de door hem bij de politie afgelegde verklaring waarin verdachte tot driemaal toe zou hebben erkend aangeefster een corrigerende tik te hebben gegeven. Uit de door deze getuige afgelegde verklaring blijkt dat hij zich herinnert dat er over de uitdrukking 'corrigerende tik' door hem als vertalend tolk met de verbalisant een discussie is gevoerd. De uitdrukking 'corrigerende tik' kent namelijk geen equivalent in de Chinese taal. Het hof stelt vast dat over deze door de tolk met de verhorend verbalisant gevoerde discussie niets staat vermeld in het proces-verbaal. Gelet op de getuigenverklaring van [getuige 1] acht het hof voorts aannemelijk dat ten onrechte in het proces-verbaal is vermeld dat het is voorgelezen aan verdachte.
Bovenstaande vormverzuimen acht het hof evenwel niet van dien aard dat zij de kwalificatie verdienen van een doelbewust dan wel met een grove veronachtzaming te kort doen aan de gerechtvaardige verdedigingsbelangen van de verdachte. Het verweer strekkende tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging wordt derhalve verworpen. Wel ziet het hof aanleiding - zoals in een hierna volgende overweging zal blijken - een deel van de verklaring van verdachte van het bewijs uit te sluiten.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 18 juni 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), één of meermalen (met kracht) bij de armen heeft vastgepakt (gehouden) en/of één of meermalen in/tegen het gezicht heeft geslagen/gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak
De raadsvrouw heeft bepleit verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde.
Het hof overweegt hieromtrent het navolgende:
Om redenen als hierboven genoemd in de overweging omtrent de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging, ziet het hof aanleiding de verklaring van de verdachte voor het bewijs uit te sluiten voor zover het betreft het mogelijk als bekennend op te vatten onderdeel over het door verdachte bewust hebben gegeven van een corrigerende tik. Het hof beschouwt verdachte dan ook als een ontkennende verdachte.
De in het strafdossier aanwezige aangifte van [slachtoffer] staat derhalve haaks op hetgeen verdachte verklaart over het incident aan de voordeur. Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] hem is aangevlogen, nadat hij de deur voor haar had geopend, terwijl aangeefster het tegenovergestelde verklaart.
De door aangeefster overgelegde foto's van het door haar opgelopen letsel, die eerst op 29 augustus 2007 en dus twee maanden na het incident bij het parket te Zwolle zijn binnengekomen, acht het hof niet bruikbaar voor het bewijs, nu niet is vast te stellen op welke datum zij precies zijn genomen.
Voorts bevat het dossier de getuigenverklaring van buurvrouw [getuige 2], die ooggetuige is geweest van hetgeen op 18 juni 2007 is voorgevallen. De verklaring van [getuige 2] komt op essentiële onderdelen niet overeen met de aangifte. Getuige [getuige 2] heeft bijvoorbeeld verklaard dat aangeefster tweemaal door verdachte in het gezicht is gespuugd, terwijl aangeefster het spugen niet heeft genoemd. [getuige 2] heeft voorts verklaard dat [slachtoffer] eerst door verdachte is geslagen en daarna pas is vastgepakt. [slachtoffer] verklaart dat de volgorde van de gebeurtenissen precies andersom is geweest.
Gelet op het voorgaande is het hof de loop der gebeurtenissen niet duidelijk geworden en heeft het hof gerede twijfel omtrent het daderschap van verdachte. Het hof acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart hetgeen verdachte is ten laste gelegd niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. L.T. Wemes, voorzitter, mr. B.F. Keulen en mr. A.J. Rietveld, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Mulder als griffier, zijnde mr. B.F. Keulen voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.