ECLI:NL:GHARN:2009:BJ8778

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
28 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AVNR
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van kosten van rechtsbijstand in hoger beroep ex artikel 591a Sv

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 28 september 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verzoekschrift dat was ingediend door de appellant, vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw. Het verzoek betrof de vergoeding van de eigen bijdrage in de kosten van rechtsbijstand, zoals bedoeld in artikel 35 van de Wet op de Rechtsbijstand, voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift en het hoger beroep. De appellant was eerder vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, waardoor de strafzaak was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Het hof heeft vastgesteld dat de kosten van de raadsman, die zijn ontstaan na de beëindiging van de strafzaak, toch in directe samenhang staan met die strafzaak. Dit is in lijn met eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad, die stelt dat dergelijke kosten ook onder de vergoeding vallen zoals bedoeld in artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering.

Het hof heeft de argumenten van de advocaat-generaal gehoord, die concludeerde tot vernietiging van de eerdere beschikking en tot toekenning van een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand. De rechtbank had eerder een vergoeding van € 47,= toegekend, maar de raadsvrouw verzocht om een totale vergoeding van € 94,=, gezien de eigen bijdrage die in beide instanties was betaald. Het hof heeft echter geoordeeld dat, gezien de omstandigheden van de zaak en de wetgeving, de eigen bijdrage niet verschuldigd is wanneer de strafzaak eindigt zonder straf of maatregel. Daarom heeft het hof het verzoek van de appellant afgewezen en de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover deze betrekking had op de beslissing op het verzoek ex artikel 591a Sv.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
zitting houdende te Arnhem
Pkn: 16/602512-08
Avnr: 300-09
Het gerechtshof heeft te beslissen op het hoger beroep ingesteld door:
[naam appellant],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd in [penitentiaire inrichting],
domicilie kiezende te [adres kantoor raadsvrouw],
ten kantore van zijn raadsvrouw,
hierna te noemen appellant.
Het hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank te Utrecht van 3 februari 2009, onder meer houdende de beslissing op een verzoek ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft gehoord in openbare raadkamer van 1 september 2009 de advocaat-generaal en namens appellant [naam raadsvrouw], advocate te [plaatsnaam]. Appellant is niet verschenen en heeft daarvoor op 31 augustus 2009 een afstandsverklaring ondertekend.
Het hof heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift, ingediend op 2 oktober 2008 ter griffie van de rechtbank te Utrecht door [naam raadsvrouw] voornoemd;
- het proces-verbaal van de behandeling van het verzoek door de rechtbank;
- voormelde beschikking van de rechtbank;
- de akte rechtsmiddel van 10 maart 2009, opgemaakt door de griffier van de rechtbank te Utrecht, waarbij namens appellant hoger beroep werd ingesteld tegen voormelde beschikking;
- het beroepschrift van [naam raadsvrouw] dat op 2 maart 2009 ter griffie van het hof is ingekomen;
- de - met goedvinden van [naam raadsvrouw] - door de advocaat-generaal op 17 september 2009 nagezonden brief met als bijlage een CJIB-overzicht met nog openstaande boetes;
- de overige zich in het dossier bevindende stukken.
OVERWEGINGEN
1. Bij in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de rechtbank te Utrecht van 3 juli 2008 is appellant vrijgesproken van het hem tenlastegelegde. De zaak is derhalve geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
2. Het hof zal bij separate beschikking beslissen op het hoger beroep voor zover dat betreft de beslissing op het verzoek ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering.
3. Het inleidende verzoekschrift strekt onder meer tot toekenning van een vergoeding in de kosten van rechtsbijstand voor het indienen en behandelen van het verzoekschrift ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering, bestaande uit de eigen bijdrage ex artikel 35 van de Wet op de Rechtsbijstand die door appellant is betaald.
4. Bij de beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank een vergoeding toegekend van € 47,= nu blijkens de toevoeging van de Raad voor rechtsbijstand de eigen bijdrage in de kosten van rechtsbijstand voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift op dat bedrag is bepaald.
5. Het hoger beroep is tijdig ingesteld. Appellant kan in zoverre daarin worden ontvangen.
6. De raadsvrouw heeft verzocht, nu voor de procedure in hoger beroep opnieuw een eigen bijdrage van € 47,= door appellant is voldaan, om vergoeding van de in eerste en tweede aanleg betaalde eigen bijdrage, totaal € 94,=.
7. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de beslissing waarvan beroep en tot toekenning van tweemaal € 47,= als vergoeding in de kosten van de rechtsbijstand voor de procedure ex artikel 89 Wetboek van Strafvordering.
8. Appellante heeft gevraagd om vergoeding van de eigen bijdrage ex artikel 35 van de Wet op de Rechtsbijstand in de kosten van rechtsbijstand ten behoeve van de indiening en behandeling van het verzoekschrift en de behandeling van het hoger beroep. Rechtsbijstand door een door het bureau voor rechtsbijstand toegevoegde advocaat is kosteloos in de in artikel 43 van de Wet op de rechtsbijstand genoemde gevallen. Bij toevoeging in andere gevallen kan van de verdachte een eigen bijdrage worden gevraagd. Deze bijdrage is blijkens artikel 44, derde lid, van de Wet op de rechtsbijstand niet verschuldigd indien, zoals in het onderhavige geval, een zaak eindigt zonder de toepassing van een straf of maatregel dan wel zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. In een dergelijk geval restitueert de rechtsbijstandverlener de eigen bijdrage aan de rechtzoekende, tenzij deze de eigen bijdrage nog niet heeft voldaan.
9. Voor de beantwoording van de vraag of het verzoek kan worden toegewezen heeft als uitgangspunt te gelden dat onder “de kosten van een raadsman” waarvoor een vergoeding uit 's Rijks kas kan worden toegekend, als bedoeld in de eerste volzin van het tweede lid van art. 591a Sv, zijn te verstaan de kosten van een raadsman die in rechtstreeks verband staan met een strafzaak tegen een gewezen verdachte, welke is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Onder evenbedoelde kosten vallen ook de kosten van de raadsman ter zake van advisering, opstelling en behandeling van een verzoekschrift strekkende tot toepassing van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten zijn weliswaar ontstaan na beëindiging van de strafzaak tegen de gewezen verdachte doch hangen met die zaak rechtstreeks samen (vgl. HR 20 mei 1986, NJ 1987, 28). Hetzelfde geldt voor de kosten van de raadsman ter zake van advisering, opstelling en behandeling van een verzoekschrift strekkende tot toepassing van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering alsmede de kosten van de behandeling van dat verzoekschrift.
10. Nu onder ‘de kosten van de raadsman’ in de zin van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering zijn begrepen de kosten van de raadsman ter zake van advisering, opstelling en behandeling van de verzoekschriften ex de artikelen 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering, is op deze kosten die immers rechtstreeks met de strafzaak tegen de gewezen verdachte samenhangen, artikel 44, derde lid, van de Wet op de rechtsbijstand evenzeer van toepassing. De eigen bijdrage in de kosten van die verleende rechtsbestand is, als de strafzaak is geëindigd zonder de toepassing van een straf of maatregel dan wel zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, evenmin verschuldigd. Het verzoek zal mitsdien ook in zoverre worden afgewezen.
11. Het hof zal gelet op hetgeen hiervoor is overwogen de beschikking waarvan beroep voor zover deze betreft de beslissing op het verzoek ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering vernietigen en opnieuw rechtdoen.
BESCHIKKENDE
Het hof:
- vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover deze betreft de beslissing op het verzoek ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering en wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven te Arnhem door mrs. E.A.K.G. Ruys, voorzitter,
H.W. Koksma en M.A.F. Cools-Weebers, raadsheren, in tegenwoordigheid van
mr. M.E.B. Rasing, griffier, ondertekend door de voorzitter en de griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 september 2009.