ECLI:NL:GHARN:2009:BJ8517

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
20 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AVNR 734-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van rechtbanken in gevangenhoudingzaken en herstelbeschikkingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 20 augustus 2009 uitspraak gedaan over de vordering tot inbewaringstelling van een verdachte, die eerder door de rechtbank Rotterdam, zitting houdende te Arnhem, was bevolen. De rechter-commissaris in de rechtbank Arnhem had op 26 juni 2009 de bewaring van de verdachte bevolen, waarbij de gemeente Barneveld als pleegplaats werd genoemd. De rechtbank Rotterdam heeft op 10 juli 2009 een beschikking tot gevangenhouding gegeven, maar het hof oordeelt dat deze rechtbank onbevoegd was om deze vordering te behandelen, aangezien de zaak relatief bevoegd was voor de rechtbank Arnhem. Het hof vernietigt de beschikking van de rechtbank Rotterdam en verklaart deze onbevoegd.

De officier van justitie bij het Landelijk Parket had op 26 juni 2009 de bewaring van de verdachte gevorderd, maar er was onduidelijkheid over de rechter-commissaris aan wie deze vordering was gericht. Het hof stelt vast dat de rechtbank Rotterdam, die de gevangenhouding had bevolen, niet bevoegd was om deze beslissing te nemen, omdat de zaak tegen de verdachte voor de relatief bevoegde rechtbank Arnhem werd vervolgd. Het hof benadrukt dat de voorlopige hechtenis nog zes dagen na de onherroepelijke beslissing van kracht blijft, zodat het openbaar ministerie de vordering tot gevangenhouding op de juiste wijze kan indienen.

De uitspraak van het hof is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafvordering, waaronder artikelen 2, 6, 72 en 365b, en benadrukt het belang van de juiste bevoegdheid van rechtbanken in strafzaken. Het hof concludeert dat de rechtbank Rotterdam niet bevoegd was en vernietigt de eerdere beschikkingen, waarbij de voorlopige hechtenis tijdelijk van kracht blijft.

Uitspraak

Gerechtshof te ‘s Gravenhage
zitting houdende te
Arnhem
pkn: 10/600004-08
avnr: 000734- 19
Het gerechtshof heeft te beslissen op het hoger beroep ingesteld door
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [ geboortedatum],
Het hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank te Rotterdam, zittinghoudende te Arnhem, van 10 juli 2009, houdende het bevel tot gevangenhouding van verdachte.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal en verdachte, bijgestaan door mr L.J.B.G. van Kleef, advocaat te Amsterdam, in raadkamer van 19 augustus 2009.
Het hof heeft gezien bovengenoemde beschikking en de akte opgemaakt door de griffier bij die rechtbank van 14 juli 2009.
OVERWEGINGEN:
De officier van justitie bij het Landelijk Parket heeft (onder parketnummer 10-600004-08) op 26 juni 2009 de bewaring van de verdachte gevorderd. Uit die vordering blijkt niet tot welke rechter-commissaris die vordering is gericht, maar blijkens een daarop geplaatst stempel is deze op 26 juni 2009 ingekomen bij het kabinet van de rechter-commissaris in de rechtbank te Arnhem. Deze vordering betreft - kort samengevat - : 1) leidinggeven dan wel deelname aan een criminele organisatie, 2) medeplegen van een gewoonte maken van witwassen 3) medeplegen van valsheid subsidiair uitlokking van valsheid in geschrift, en 4) uitlokking van mishandeling, 5) medeplegen zich opzettelijk, mondeling, door gebaren, bij geschrift of afbeelding jegens een persoon uiten, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of een ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden (er bevindt zich overigens ook nog een andersluidende vordering tot inbewaringstelling van 3 november 2006 onder parketnummer 05-900486-06 in het dossier). De feiten 1, 2, 3 en 5 bevatten als pleegplaats onder andere de gemeente Barneveld, welke gemeente is gelegen in het arrondissement Arnhem.
De rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank te Arnhem heeft op 26 juni 2009 de inverzekeringstelling van verdachte getoetst en verdachte gehoord op de vordering tot inbewaringstelling. Deze rechter-commissaris heeft op 26 juni 2009 - volgens de beschikking op vordering van de officier van justitie te Arnhem - onder parketnummer 10-60004-08 de bewaring van verdachte bevolen voor een termijn van 14 dagen.
In het dossier bevindt zich een niet-ondertekende vordering tot gevangenhouding van verdachte van de officier van justitie te Rotterdam van 9 juli 2009 onder parketnummer 10-600004-08. Verder bevindt zich in het dossier een vordering ex artikel 67b van het Wetboek van Strafvordering tot uitbreiding van de feiten waarvoor voorlopige hechtenis wordt bevolen, van de officier van justitie van het Landelijk Parket van 8 juli 2009 onder parketnummer 10-600004-08 (feiten 6 en 7). In laatstgenoemde vordering wordt verwezen naar het bevel tot bewaring tegen verdachte van 26 juni 2009 onder parketnummer 10-600004-08. In eerstgenoemde vordering wordt alleen verwezen naar een bevel tot bewaring tegen verdachte dat onder parketnummer 10-600004-08 op 26 juni 2009 ten uitvoer is gelegd.
Blijkens een proces-verbaal (parketnummer 10-600004-08) van de raadkamer van de rechtbank te Rotterdam, zitting houdende te Arnhem, heeft deze raadkamer op 9 juli 2009 de officier van justitie en verdachte, bijgestaan door haar raadsman, gehoord op de door de officier van justitie op 9 juli 2009 ingediende vordering tot gevangenhouding voor de duur van 90 dagen. Dit proces-verbaal is getekend door de griffier en bij ontstentenis van de drie leden van de raadkamer door een vice-president . De drie leden van de raadkamer zijn allen rechter-plaatsvervanger.
Bij een op 16 november 2006 gedateerde beschikking (parketnummer 10-600004-08) heeft de rechtbank te Rotterdam, zitting houdende te Arnhem, op een vordering van de officier van justitie te Arnhem van 16 november 2006 de gevangenhouding van verdachte voor de duur van 90 dagen bevolen en bepaald dat de voorlopige hechtenis ook van toepassing is voor de feiten zoals omschreven in de nadere vordering tot gevangenhouding. Volgens deze beschikking zijn de officier van justitie en de raadsman van verdachte op 16 november 2006 gehoord, terwijl verdachte had aangegeven dat zij niet op de vordering wenste te worden gehoord. De beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier.
De officier van justitie heeft op 9 juli 2009 gelast deze beschikking ter kennis van de verdachte te brengen.
Bij een op 10 juli 2009 gedateerde herstelbeschikking (parketnummer 10-600004-08) heeft de rechtbank te Rotterdam, zitting houdende te Arnhem, een nieuwe beschikking gegeven vanwege kennelijke verschrijvingen in de beschikking van 9 juli 2009 (het hof verstaat: de op 16 november 2006 gedateerde beschikking). Gesteld wordt dat de rechtbank opnieuw zal beslissen. De rechtbank heeft in die beschikking op een vordering van de officier van justitie te Arnhem van 9 juli 2009 en gezien een bevel tot bewaring van 26 juni 2009 de gevangenhouding van verdachte voor de duur van 90 dagen bevolen en op een vordering ex artikel 67b van de officier van justitie tevens bepaald dat de voorlopige hechtenis ook van toepassing is voor de feiten zoals omschreven in de nadere vordering tot gevangenhouding. Deze herstelbeschikking is gegeven door dezelfde drie rechters als de op 16 november 2006 gedateerde beschikking. De beschikking is getekend door de griffier en bij ontstentenis van de drie leden van de raadkamer door een vice-president (een andere dan die welke het proces-verbaal heeft getekend).
Ter zitting van het hof heeft verdachte verklaard dat zij beide beschikkingen heeft ontvangen. Blijkens een verklaring ex artikel 451a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft verdachte op 14 juli 2009 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking tot gevangenhouding van 10 juli 2009. Ter zitting van het hof heeft haar raadsman verklaard dat verdachte kan leven met de beschikking van 16 november 2006 en dat het hoger beroep uitsluitend is gericht tegen de beschikking van 10 juli 2009, nu daarin wordt gesteld dat de rechtbank opnieuw zal beslissen en verdachte en haar raadsman in dat verband niet zijn gehoord. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de beschikking van 10 juli 2009 lijdt aan nietigheid en dat derhalve de voorlopige hechtenis dient te worden opgeheven.
De advocaat-generaal heeft betoogd dat de beschikking tot gevangenhouding van 10 juli 2009 moet worden gezien als een herstelbeslissing van de beschikking tot gevangenhouding die is gedateerd op 16 november 2006, waarin verschillende kennelijke misslagen voorkomen waaronder de datering. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de herstelde beschikking.
Het hof is van oordeel dat de beschikking van 10 juli 2009 niet los kan worden gezien van de beschikking die op 16 november 2006 is gedateerd. Met de beschikking van 10 juli 2009 worden enkele ernstige, maar kennelijke misslagen in de op 16 november 2006 gedateerde beschikking hersteld. Weliswaar is de beschikking van 10 juli 2009 in een ongelukkige vorm gegoten en wordt daarin gesteld dat opnieuw zal worden beslist, maar het lijdt naar het oordeel van het hof geen twijfel dat er geen sprake is van een nieuwe beslissing maar uitsluitend van een verbetering van fouten in de beschikking die (abusievelijk) op 16 november 2006 is gedateerd. Dit betekent dat het
hoger beroep naar het oordeel van het hof opgevat moet worden als een hoger beroep tegen de abusievelijk op 16 november 2006 gedateerde beschikking, zoals verbeterd door middel van de herstelbeschikking van 10 juli 2009.
Het hof merkt op dat aan de ondertekening van het proces-verbaal en de herstelbeschikking door een vice-president die niet aan de behandeling en de beraadslaging heeft deelgenomen, geen betekenis wordt gehecht, nu deze ondertekening niet op de wet is gegrond. Als alle rechters buiten staat zijn worden het proces-verbaal en de beschikking alleen door de griffier getekend. Kennelijk heeft de rechtbank zich laten inspireren door het bepaalde in artikel 365b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, maar dat is niet van toepassing op de ondertekening van beschikkingen en processen-verbaal.
Het hof stelt vast dat de zaak nu de vordering tot inbewaringstelling is behandeld door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Arnhem, en daarop door deze de bewaring van verdachte is bevolen, wordt vervolgd voor deze rechtbank. Die rechtbank is relatief bevoegd nu onder ander de gemeente Barneveld als pleegplaats in die vordering wordt genoemd. Verder blijkt uit de herstelbeschikking van 10 juli 2009 dat de vordering tot gevangenhouding is gedaan door de officier van justitie te Arnhem. Van een overdracht van de zaak aan een andere rechtbank, nog daargelaten of zo’n overdracht (in deze fase) strafvorderlijk is toegestaan en zo ja in welke vorm dat zou moeten geschieden, is niet gebleken.
Het een en ander brengt het hof tot het oordeel dat de rechtbank Rotterdam, nu de zaak tegen verdachte werd vervolgd voor de - relatief bevoegde - rechtbank te Arnhem, niet bevoegd was om kennis te nemen van de vordering tot gevangenhouding van verdachte en daarop te beslissen. Het hof zal daarom de beschikking tot gevangenhouding die abusievelijk op 16 november 2006 is gedateerd, en de daarbij behorende herstelbeschikking van 10 juli 2009 vernietigen en de rechtbank Rotterdam onbevoegd verklaren om van de vordering tot gevangenhouding van verdachte kennis te nemen.
Het hof ziet aanleiding om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 72, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering en te bepalen dat de voorlopige hechtenis nog van kracht zal blijven voor een periode van zes dagen na het onherroepelijk worden van zijn beslissing. Het openbaar ministerie heeft aldus gelegenheid om de vordering tot gevangenhouding alsnog op de juiste wijze bij het juiste gerecht aan te brengen.
Het hof heeft gelet op het bepaalde in de artikelen 2, 6, 65, 66, 67, 67a, 71 en 72 van het Wetboek van Strafvordering.
BESLISSING:
Het hof
- vernietigt de beschikking tot gevangenhouding van verdachte (parketnummer 10-600004-08) van de rechtbank te Rotterdam, zitting houdende te Arnhem, abusievelijk gedateerd op 16 november 2006, en de daarbij behorende herstelbeschikking van die rechtbank (parketnummer 10-600004-08), gedateerd 10 juli 2009;
- verklaart de rechtbank Rotterdam onbevoegd om van de vordering tot gevangenhouding van verdachte kennis te nemen;
- bepaalt dat het bevel tot voorlopige hechtenis nog 6 (zes) dagen na het onherroepelijk worden van deze beschikking van kracht zal blijven.
Aldus gegeven op 20 augustus 2009 door mrs E. van der Herberg, voorzitter, E.A.K.G. Ruys en G.C. Gillissen, raadsheren, in tegenwoordigheid van B.M.W. van de Lagemaat, griffier, en ondertekend door de oudste raadsheer en de griffier, zijnde de voorzitter buiten staat.