ECLI:NL:GHARN:2009:BI8074

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
10 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AVNR 942-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om schadevergoeding wegens voorlopige hechtenis en verzekering

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 10 juni 2009 uitspraak gedaan over een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, die eerder was vrijgesproken van een gewapende overval, had een verzoek ingediend voor vergoeding van schade die hij zou hebben geleden door zijn voorlopige hechtenis en verzekering. Het hof oordeelde dat de verzoeker grotendeels zelf verantwoordelijk was voor de situatie waarin hij zich bevond. De verzoeker had na zijn aanhouding op 8 december 2003 een bekentenis afgelegd, maar deze later ingetrokken. Het hof concludeerde dat de intrekking van de bekentenis niet onmiddellijk leidde tot beëindiging van de voorlopige hechtenis, omdat er nader onderzoek nodig was. Het hof oordeelde dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren voor het toekennen van de gevraagde vergoeding en wees het verzoek integraal af. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de advocaat-generaal en de raadsvrouw van de verzoeker, waarbij het hof de relevante feiten en omstandigheden in overweging nam. De beslissing werd ondertekend door de voorzitter en de griffier en uitgesproken tijdens een openbare zitting.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Pkn: 21-004782-06
Avnr: 942-08
Het hof heeft gezien het op 9 oktober 2008 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift van:
[naam verzoeker],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum],
thans uit anderen hoofde verblijvende in [detentieadres],
domicilie kiezende te [adres kantoor raadsvrouw], ten kantore van zijn raadsvrouw,
hierna te noemen verzoeker,
ingediend door [naam raadsvrouw], advocate te [plaatsnaam], strekkende tot toekenning van een vergoeding ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering ter zake van schade als gevolg van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis.
Het hof heeft gehoord in openbare raadkamer van 13 maart 2009 de advocaat-generaal en verzoeker, bijgestaan door [naam raadsvrouw] voornoemd.
Het hof heeft kennis genomen van de overige zich in het procesdossier bevindende stukken, waaronder de conclusie van de advocaat-generaal.
OVERWEGINGEN
1. Bij in kracht van gewijsde gegaan arrest van het hof van 4 augustus 2008 is verzoeker vrijgesproken van het hem tenlastegelegde. De zaak is derhalve geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.
2. Het verzoekschrift is tijdig ingediend en is in zoverre ontvankelijk.
3. De advocaat-generaal heeft ter zitting geconcludeerd tot toekenning van het gebruikelijke forfaitaire bedrag met dien verstande dat, primair, enkel de dagen die verzoeker ná het intrekken van zijn bekennende verklaring in voorarrest heeft doorgebracht voor vergoeding in aanmerking komen en, subsidiair de gebruikelijke forfaitaire vergoeding voor de volledige periode die verzoeker in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, kan worden toegekend. Voorts heeft zij geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek tot vergoeding van de huurpenningen die door verzoekers ouders tijdens diens detentie zijn voorgeschoten.
4. De raadsvrouw heeft gepersisteerd bij het verzoek.
5. Op grond van het bepaalde in artikel 89 en verder van het Wetboek van Strafvordering kan de rechter aan de gewezen verdachte, in het geval de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten, en de rechter daarvoor – alle omstandigheden in aanmerking genomen – gronden van billijkheid aanwezig acht, een vergoeding toekennen voor schade die hij heeft geleden ten gevolge van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis.
6. Uit het dossier komen – kort samengevat – de volgende relevante feiten en omstandigheden naar voren omtrent het verloop van de strafvervolging van verzoeker en diens verzekering en voorlopige hechtenis.
Op 8 december 2003 is verzoeker aangehouden naar aanleiding van de herkenning van zijn auto die betrokken zou zijn geweest bij een gewapende overval op een benzinestation. Bij het derde verhoor dat die dag enkele uren na zijn aanhouding plaats heeft gevonden, heeft verzoeker de overval bekend. Ter terechtzitting van 12 januari 2004 heeft verzoeker zijn bekentenis ten overstaan van de rechtbank ingetrokken. Verzoeker heeft verklaard dat hij de schuld op zich had genomen voor ene [naam A] in ruil voor de betaling van zijn schulden door deze [naam A]. Hij zou de feitelijke gang van zaken bij de overval van [naam A] hebben vernomen en hij zou zijn auto op de bewuste avond van de overval hebben uitgeleend aan [naam A]. Verzoeker heeft voor de intrekking van zijn bekentenis als verklaring gegeven dat hij, toen hij vanuit het Huis van Bewaring geen contact kon krijgen met [naam A], dacht dat hij door deze [naam A] werd beetgenomen en dat hij daarom had besloten ter terechtzitting in eerste aanleg de waarheid te vertellen. De rechtbank heeft verzoeker, na nader onderzoek te hebben gelast, op 22 april 2004 vrijgesproken, nadat al op 14 april 2004 de voorlopige hechtenis was opgeheven. [naam A] is niet door politie of justitie achterhaald. In hoger beroep heeft dit hof verzoeker aanvankelijk veroordeeld, maar deze veroordeling is door de Hoge Raad vernietigd en de zaak is teruggewezen. Bij arrest van 4 augustus 2008 van dit hof is verzoeker alsnog vrijgesproken.
Nu verzoeker naar eigen zeggen de schuld op zich heeft genomen voor [naam A] en binnen enkele uren na zijn aanhouding een volledige bekentenis heeft afgelegd en tijdens die bekentenis bijzonderheden over de overval heeft gegeven, heeft verzoeker naar het oordeel van het hof de verzekering en voorlopige hechtenis grotendeels over zichzelf afgeroepen. De intrekking van verzoekers bekennende verklaring heeft niet onmiddellijk tot beëindiging van zijn voorlopige hechtenis geleid, aangezien daarnaar logischerwijs nader onderzoek diende te worden verricht. Ook het voortduren van de voorlopige hechtenis kan naar het oordeel van het hof worden geweten aan de opstelling van verzoeker zelf. Dit was eerst anders geweest indien op zeker moment na intrekking van zijn bekennende verklaring tijdens verzoekers voorlopige hechtenis was gebleken dat hij de overval niet had kunnen plegen. In het onderhavige geval is daarvan evenwel geen sprake.
7. Gelet op hetgeen hiervoor onder 6 is overwogen acht het hof geen gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van de gevraagde vergoeding. Het hof zal daarom het verzoek integraal afwijzen.
BESCHIKKENDE
Het hof:
- wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven te Arnhem door mrs. E.H. Schulten, voorzitter,
E.A.K.G. Ruys en A.G. Coumans, raadsheren, in tegenwoordigheid van
mr. M.E.B. Rasing, griffier, ondertekend door de voorzitter en de griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 juni 2009.