ECLI:NL:GHARN:2009:BI3295
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- A.J.H. van Suilen
- J. Lamens
- J.A. Monsma
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2001 met betrekking tot verhuur van kantoorunits
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Arnhem van 20 mei 2008, waarin de Rechtbank de uitspraak op bezwaar van de Inspecteur heeft vernietigd vanwege een motiveringsgebrek, maar de rechtsgevolgen in stand heeft gelaten. De Inspecteur had een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd aan belanghebbende voor het jaar 2001, waarbij het belastbaar inkomen uit werk en woning was vastgesteld op € 20.133. Belanghebbende had tegen deze aanslag bezwaar gemaakt, maar de Inspecteur handhaafde de aanslag. De Rechtbank oordeelde dat de aanslag niet voldoende gemotiveerd was, maar bevestigde wel de rechtsgevolgen van de aanslag.
Belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 18 februari 2009 heeft belanghebbende zich niet laten vertegenwoordigen, maar zijn gemachtigde heeft een pleitnota ingediend. De Inspecteur was wel aanwezig. De zaak werd gezamenlijk behandeld met andere zaken. Belanghebbende verhuurt kantoorunits in een pand dat hij in eigendom heeft, en stelt dat de opbrengsten uit deze verhuur winst uit onderneming zijn. De Inspecteur daarentegen stelt dat het gaat om normaal vermogensbeheer, waardoor de huuropbrengsten als inkomen uit sparen en beleggen (box 3) moeten worden belast.
Het Hof oordeelt dat de werkzaamheden die belanghebbende verricht met betrekking tot de verhuur van de kantoorunits, zoals het innen van huren en het onderhouden van de units, de gebruikelijke werkzaamheden bij normaal vermogensbeheer overstijgen. Hierdoor kan niet gesproken worden van normaal vermogensbeheer. Het Hof vernietigt de uitspraak van de Rechtbank en vermindert de aanslag tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.160. Tevens wordt de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht dat belanghebbende heeft betaald in verband met het hoger beroep.