ECLI:NL:GHARN:2009:BI2165
Gerechtshof Arnhem
- Raadkamer
- E.A.K.G. Ruys
- A.G. Coumans
- E.H. Schulten
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang wegens gewijzigde omstandigheden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 7 april 2009 uitspraak gedaan over een vordering van de advocaat-generaal tot het verlenen van verlof tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang tegen een veroordeelde. De vordering was gebaseerd op het feit dat de veroordeelde geen bekende woon- of verblijfplaats had, waardoor de ontnemingsmaatregel niet kon worden uitgevoerd. Echter, tijdens de zitting op 13 maart 2009 bleek dat de veroordeelde inmiddels was ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie en dat hij via een uitzendbureau als lasser aan de slag zou gaan. De raadsman van de veroordeelde voerde aan dat zijn cliënt van plan was om een betalingsregeling met het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) te treffen, rekening houdend met zijn financiële draagkracht.
De advocaat-generaal verzocht om aanhouding van de behandeling van de vordering, zodat kon worden afgewacht of er een betalingsregeling tot stand zou komen. Subsidiair vroeg zij om de vordering af te wijzen. Het hof constateerde dat de grond voor de vordering tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang, namelijk het ontbreken van een woon- of verblijfplaats, inmiddels was vervallen. De veroordeelde was van plan om een betalingsvoorstel te doen aan het CJIB. Gezien deze nieuwe omstandigheden oordeelde het hof dat het verlenen van verlof tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang niet op zijn plaats was en wees de vordering af.
De beslissing werd genomen door de voorzitter en de raadsheren in aanwezigheid van de griffier, en werd uitgesproken tijdens de openbare zitting. Het hof heeft in zijn overwegingen ook het relevante artikel 577c van het Wetboek van Strafvordering in acht genomen.