ECLI:NL:GHARN:2009:BI1340
Gerechtshof Arnhem
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding ex artikel 89 Sv na vrijspraak en jeugddetentie
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 12 januari 2009 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat was ingediend door de advocaat van de verzoeker, mr. [naam raadsvrouw A]. De verzoeker was eerder vrijgesproken van een tenlastelegging, maar was wel veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van twee weken in verband met een andere bewezenverklaring, namelijk diefstal. Het verzoek was gericht op het verkrijgen van een schadevergoeding op basis van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering, omdat de verzoeker schade had geleden door ondergane verzekering en voorlopige hechtenis.
Het hof overwoog dat de zaak niet was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, en dat er geen ruimte was om de vrijspraak voor het eerste feit als een afzonderlijke zaak te beschouwen. De advocaat-generaal had volhard bij de eerdere schriftelijke conclusie, en de raadsman van de verzoeker had gepersisteerd bij het verzoek om vergoeding. Het hof concludeerde dat, gezien de omstandigheden van de zaak, de verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzoek om schadevergoeding.
De uitspraak werd gedaan door een collegiaal hof, bestaande uit de voorzitter en twee raadsheren, en werd ondertekend door de griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken, waarbij de verzoeker niet aanwezig was, ondanks dat hij behoorlijk was opgeroepen. De zaak benadrukt de toepassing van artikel 89 Sv en de voorwaarden waaronder een vergoeding kan worden toegekend aan een gewezen verdachte.