ECLI:NL:GHARN:2009:BI1333

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
12 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Avnr: 420-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van kosten rechtsbijstand in strafzaak zonder oplegging van straf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 12 januari 2009 uitspraak gedaan over een verzoek tot vergoeding van kosten van rechtsbijstand, ingediend door appellant, die betrokken was in een BTW-carrouselzaak. De rechtbank Arnhem had eerder, op 19 maart 2008, het verzoek tot vergoeding van € 5.402,88 afgewezen, omdat de declaraties van de raadsman aan een vennootschap waren gericht en niet aan appellant zelf. Appellant stelde dat hij een afspraak had gemaakt met de vennootschap om een eventuele vergoeding terug te storten, maar deze afspraak was niet schriftelijk onderbouwd. Het hof oordeelde dat de kosten van de raadsman niet ten laste van appellant kwamen, aangezien deze niet daadwerkelijk door hem waren gemaakt in de zin van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering.

Het hof heeft het hoger beroep van appellant ontvankelijk verklaard, maar voor het deel dat betrekking had op de kosten van de accountant niet-ontvankelijk verklaard. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot bevestiging van de afwijzing van de vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand, maar tot toewijzing van een forfaitair bedrag van € 540,= voor de indiening en behandeling van de verzoekschriften. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover deze betrekking had op de vergoeding van de kosten van rechtsbijstand en heeft appellant een vergoeding van € 540,= toegekend, met de bepaling dat dit bedrag uit 's Rijks kas wordt betaald.

De uitspraak benadrukt dat kosten van rechtsbijstand alleen voor vergoeding in aanmerking komen als deze daadwerkelijk ten laste van de gewezen verdachte zijn gekomen, en dat een schriftelijke onderbouwing van afspraken essentieel is voor de toekenning van dergelijke vergoedingen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Rechtbanknummer: 07/134
Avnr: 420-08
Het gerechtshof heeft te beslissen op het hoger beroep ingesteld door:
[naam appellant],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
domicilie kiezende te [adres kantoor raadsman],
ten kantore van zijn raadsman,
hierna te noemen appellant.
Het hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Arnhem van 19 maart 2008, houdende de beslissing op een verzoek ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft gehoord in openbare raadkamer van 1 december 2008 de advocaat-generaal. Appellant en zijn raadsman mr. [naam raadsman], advocaat te [plaatsnaam], zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Het hof heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift, ingediend op 14 februari 2007 ter griffie van de rechtbank Arnhem door mr. [naam raadsman], voornoemd;
- het proces-verbaal van de behandeling van het verzoek door de rechtbank;
- voormelde beschikking van de rechtbank;
- de akte rechtsmiddel van 3 april 2008, opgemaakt door de griffier van de rechtbank te Arnhem, waarbij door appellant hoger beroep werd ingesteld tegen voormelde beschikking;
- de overige zich in het dossier bevindende stukken.
OVERWEGINGEN
1. Appellant is als verdachte aangemerkt in een BTW-carrouselzaak. Per brief van 6 december 2006 heeft de officier van justitie aan appellant laten weten dat hij niet verder zal worden vervolgd. De zaak is derhalve geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
2. Het inleidend verzoekschrift strekt tot vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand ad € 5.402,88. Tevens wordt verzocht om een vergoeding voor de indiening en de behandeling van het onderhavige verzoekschrift en het gelijktijdig ingediende verzoekschrift ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering, ad
€ 540,=.
3. Bij beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank afwijzend beslist op het verzoek tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, nu de facturen van de raadsman zijn gericht aan [naam BV] te [plaatsnaam] en niet aan appellant zelf en er vanuit gegaan mag worden dat deze vennootschap de kosten van rechtsbijstand heeft voldaan. Ten aanzien van het verzoek tot vergoeding van de kosten voor de indiening en de behandeling van de verzoekschriften heeft de rechtbank beslist tot halvering van het forfaitaire bedrag van € 540,= nu de verzoekschriften van appellant gelijktijdig met gelijkluidende verzoekschriften van de gewezen medeverdachte [naam medeverdachte] door de dezelfde raadsman zijn ingediend en behandeld.
4. Het hoger beroep is tijdig ingesteld. Appellant kan in zoverre daarin worden ontvangen. Voor zover het hoger beroep is gericht tegen het niet toekennen van een vergoeding voor de kosten de accountant die appellant heeft gemaakt, kan hij niet in het hoger beroep worden ontvangen omdat die kosten hebben te gelden als kosten in de zin van artikel 591 van het Wetboek van Strafvordering en tegen een beslissing op grond van dat artikel geen hoger beroep is opengesteld.
5. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing waarvan beroep wat betreft de afwijzing voor het verzoek van vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand en tot toewijzing van het forfaitaire bedrag van € 540,= voor het indienen en behandelen van de verzoekschriften. Hoewel bij een hoger beroep een forfaitair bedrag van € 810,= kan worden toegekend, heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot toewijzing van het in eerste aanleg verzochte bedrag nu appellant en zijn raadsman niet ter zitting in hoger beroep zijn verschenen.
6. Ingevolge artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering kan, indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, aan de gewezen verdachte of zijn erfgenamen, op een verzoek ingediend binnen drie maanden na beëindiging van de zaak, uit 's Rijks kas een vergoeding worden toegekend in de kosten van een raadsman.
Op grond van artikel 90, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
7. De kosten van de rechtsbijstand komen slechts voor vergoeding in aanmerking voor zover deze daadwerkelijk ten laste van de gewezen verdachte zijn gekomen. De declaraties van de raadsman zijn gericht aan [naam BV] en door deze vennootschap betaald. Appellant heeft in de raadkamer van de rechtbank gesteld dat hij met de vennootschap de afspraak heeft gemaakt dat hij een eventueel te ontvangen vergoeding aan de vennootschap zal terugstorten. Deze afspraak die niet door middel van enig schriftelijk stuk is onderbouwd, komt er naar het oordeel van het hof op neer dat de kosten van zijn raadsman niet ten laste van appellant (zullen) komen. Appellant heeft derhalve geen kosten van de raadsman in de zin van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering gemaakt. Het verzoek zal in zoverre worden afgewezen.
8. Gelet op de landelijke aanbeveling inzake verzoekschriften schadevergoeding kan in het onderhavige geval – nu appellant en zijn raadsman in hoger beroep niet zijn verschenen – als vergoeding voor kosten verbonden aan de indiening en behandeling van dit verzoekschrift en het tegelijkertijd ingediende verzoekschrift ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg en in hoger beroep worden toegewezen € 540,= (inclusief BTW).
9. Het hof zal gelet op het hiervoor overwogene de beschikking waarvan beroep voor zover deze betreft de beslissing op het verzoek ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering vernietigen en opnieuw rechtdoen.
BESCHIKKENDE
Het hof:
- verklaart appellant niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de afwijzing van de vergoeding van de kosten van de accountant;
- vernietigt de beschikking waarvan beroep voor het overige en kent aan appellant toe op gronden als hiervoor omschreven een vergoeding uit ’s Rijks kas ten bedrage van € 540,= (vijfhonderdveertig euro) en gelast de tenuitvoerlegging daarvan;
- wijst af hetgeen meer of anders is verzocht;
- beveelt de griffier om bovenstaand bedrag over te maken op het bankrekeningnummer [nummer] t.n.v. Stichting Beheer Derdengelden [naam].
Deze beschikking is gegeven te Arnhem door mrs. E.A.K.G. Ruys, voorzitter, P.R. Wery en E.H. Schulten, raadsheren, in tegenwoordigheid van
mr. R.T. Broeckman, griffier, alleen ondertekend door de voorzitter, zijnde de griffier buiten staat, en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2009.