ECLI:NL:GHARN:2009:BI1329

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
12 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Avnr 418-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding kosten rechtsbijstand in strafzaak zonder oplegging van straf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 12 januari 2009 uitspraak gedaan over een verzoek tot vergoeding van kosten voor rechtsbijstand, ingediend door appellant, die als verdachte was aangemerkt in een BTW-carrouselzaak. De rechtbank Arnhem had eerder, op 19 maart 2008, het verzoek tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand afgewezen, omdat de facturen van de raadsman aan een vennootschap waren gericht en niet aan appellant zelf. De rechtbank ging ervan uit dat de vennootschap de kosten had betaald, waardoor appellant geen kosten voor rechtsbijstand had gemaakt die voor vergoeding in aanmerking kwamen.

Appellant had in zijn hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank onterecht de forfaitaire vergoeding voor de indiening en behandeling van de verzoekschriften had gehalveerd. De advocaat-generaal concludeerde tot bevestiging van de afwijzing van de kosten van rechtsbijstand, maar tot toewijzing van het forfaitaire bedrag van € 540,= voor de indiening en behandeling van de verzoekschriften. Het hof oordeelde dat de kosten van rechtsbijstand slechts voor vergoeding in aanmerking komen voor zover deze daadwerkelijk ten laste van de gewezen verdachte zijn gekomen. Aangezien de declaraties van de raadsman niet ten laste van appellant waren gekomen, werd het verzoek tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand afgewezen.

Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en aan appellant een vergoeding van € 540,= toegekend voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift. Het hof heeft de griffier opgedragen om dit bedrag over te maken naar de Stichting Beheer Derdengelden. De uitspraak benadrukt het belang van de werkelijke kosten van rechtsbijstand en de voorwaarden waaronder deze vergoed kunnen worden, met verwijzing naar de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Rechtbanknummer: 07/191
Avnr: 418-08
Het gerechtshof heeft te beslissen op het hoger beroep ingesteld door:
[naam appellant],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
domicilie kiezende te [adres kantoor raadsman],
ten kantore van zijn raadsman,
hierna te noemen appellant.
Het hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Arnhem van 19 maart 2008, houdende de beslissing op een verzoek ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft gehoord in openbare raadkamer van 1 december 2008 de advocaat-generaal. Appellant en zijn raadsman mr. [naam raadsman], advocaat te [plaatsnaam], zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Het hof heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift, ingediend op 28 februari 2007 ter griffie van de rechtbank Arnhem door mr. [naam raadsman], voornoemd;
- het proces-verbaal van de behandeling van het verzoek door de rechtbank;
- voormelde beschikking van de rechtbank;
- de akte rechtsmiddel van 3 april 2008, opgemaakt door de griffier van de rechtbank te Arnhem, waarbij door appellant hoger beroep werd ingesteld tegen voormelde beschikking;
- de brief van mr. [naam raadsman] van 3 november 2008;
- de overige zich in het dossier bevindende stukken.
OVERWEGINGEN
1. Appellant is als verdachte aangemerkt in een BTW-carrouselzaak. Per brief van 6 december 2006 heeft de officier van justitie aan appellant laten weten dat hij niet verder zal worden vervolgd. De zaak is derhalve geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
2. Het inleidend verzoekschrift strekt tot vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand ad € 2.195,38. Tevens wordt verzocht om een vergoeding voor de indiening en de behandeling van het onderhavige verzoekschrift en het gelijktijdig ingediende verzoekschrift ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering, ad
€ 540,=.
3. Bij de beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank afwijzend beslist op het verzoek tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, nu de facturen van de raadsman zijn gericht aan [naam BV] te [plaatsnaam] en niet aan appellant zelf en er vanuit gegaan mag worden dat deze vennootschap de kosten van rechtsbijstand heeft voldaan. Ten aanzien van het verzoek tot vergoeding van de kosten voor de indiening en de behandeling van de verzoekschriften heeft de rechtbank beslist tot halvering van het forfaitaire bedrag van € 540,=, nu de verzoekschriften van appellant gelijktijdig met gelijkluidende verzoekschriften van de gewezen medeverdachte [naam medeverdachte] door dezelfde raadsman zijn ingediend en behandeld.
4. Het hoger beroep is tijdig ingesteld. Appellant kan in zoverre daarin worden ontvangen.
5. De raadsman heeft bij brief van 3 november 2008 als grieven tegen de beslissing van de rechtbank aangevoerd, dat de rechtbank onterecht de forfaitaire vergoeding voor de indiening en behandeling van de verzoekschriften heeft gehalveerd, nu er wel degelijk sprake is van verschil tussen zijn verzoek en dat van [naam medeverdachte]. Deze verschillen zitten in andere declaraties en andere kostenposten. Ten aanzien van het verzoek tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand heeft de raadsman medegedeeld dat is gebleken dat de kosten van rechtsbijstand door de vennootschap zijn betaald en dat het hem bekend is dat dit hof al verschillende keren heeft beslist dat in dat geval de kosten van rechtsbijstand niet meer voor vergoeding in aanmerking komen.
6. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing waarvan beroep wat betreft de afwijzing voor het verzoek van vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand en tot toewijzing van het forfaitaire bedrag van € 540,= voor het indienen en behandelen van de verzoekschriften. Hoewel bij een hoger beroep een forfaitair bedrag van € 810,= kan worden toegekend, heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot toewijzing van het in eerste aanleg verzochte bedrag nu appellant en zijn raadsman niet ter zitting in hoger beroep zijn verschenen.
7. Ingevolge artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering kan, indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, aan de gewezen verdachte of zijn erfgenamen, op een verzoek ingediend binnen drie maanden na beëindiging van de zaak, uit 's Rijks kas een vergoeding worden toegekend in de kosten van een raadsman.
Op grond van artikel 90, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
8. De kosten van rechtsbijstand komen slechts voor vergoeding in aanmerking voor zover deze daadwerkelijk ten laste van de gewezen verdachte zijn gekomen. De declaraties van zijn raadsman zijn niet ten laste van appellant gekomen. Appellant heeft derhalve geen kosten voor een raadsman in de zin van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering gemaakt. Het verzoek zal in zoverre worden afgewezen
9. Gelet op de landelijke aanbeveling inzake verzoekschriften schadevergoeding kan in het onderhavige geval – nu appellant en zijn raadsman in hoger beroep niet zijn verschenen – als vergoeding voor kosten verbonden aan de indiening en behandeling van dit verzoekschrift en het tegelijkertijd ingediende verzoekschrift ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg en in hoger beroep worden toegewezen € 540,= (inclusief BTW).
10. Het hof zal gelet op hetgeen hiervoor is overwogen de beschikking waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
BESCHIKKENDE
Het hof:
- vernietigt de beschikking waarvan beroep en kent aan appellant toe op gronden als hiervoor omschreven een vergoeding uit ’s Rijks kas ten bedrage van € 540,= (vijfhonderdveertig euro) en gelast de tenuitvoerlegging daarvan;
- wijst af hetgeen meer of anders is verzocht;
- beveelt de griffier om bovenstaand bedrag over te maken op het bankrekeningnummer [nummer] t.n.v. Stichting Beheer Derdengelden [naam].
Deze beschikking is gegeven te Arnhem door mrs. E.A.K.G. Ruys, voorzitter, P.R. Wery en E.H. Schulten, raadsheren, in tegenwoordigheid van
mr. R.T. Broeckman, griffier, alleen ondertekend door de voorzitter, zijnde de griffier buiten staat, en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2009.