ECLI:NL:GHARN:2009:BH9142

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
31 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000990-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor meermalige diefstal met schadevergoeding aan benadeelde partij

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 31 maart 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1975, werd beschuldigd van meermalige diefstal van aardlekschakelaars en hoofdschakelaars, gepleegd in de periode van 1 mei 2007 tot en met 15 oktober 2007. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 600,-- subsidiair 12 dagen vervangende hechtenis. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep dezelfde straf geëist en daarnaast een schadevergoeding van € 1767,30 voor de benadeelde partij, die ook in het geding was betrokken.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte de verdachte strafbaar en bewezen dat hij de diefstallen had gepleegd. Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. De verdachte had eerder strafbare feiten gepleegd, wat meegewogen is in de beslissing.

De benadeelde partij, die schade had geleden door de diefstallen, vorderde een bedrag van € 2.123,10. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1431,57,-- toegewezen, omdat voldoende was komen vast te staan dat de schade aan de benadeelde partij kon worden toegerekend. Het hof heeft de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, met de bepaling dat zij deze vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

De uitspraak van het hof houdt in dat de verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van € 600,-- en dat vervangende hechtenis voor de duur van twaalf dagen zal worden toegepast indien niet aan de betalingsverplichting wordt voldaan. Tevens is de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf bevolen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan strafbare feiten.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000990-08
Parketnummer eerste aanleg: 07-460040-08 en 07-460395-06 (tul)
Arrest van 31 maart 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 4 april 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1975] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, heeft een maatregel opgelegd, een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij en op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een geldboete van € 600,-- subsidiair 12 dagen vervangende hechtenis. Voorts heeft hij gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van € 1767,30, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en dat de vordering tot tenuitvoerlegging zal worden toegewezen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2007 tot en met 15 oktober 2007 te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] en/of [plaats 5] en/of [plaats 6], althans in Nederland met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (telkens) heeft weggenomen dertien, althans één of meer, aardlekschakelaar(s) (merken Moeller en/of Hager en/of Schupa en/of Holec en/of Attema en/of ABB en/of Merlin Gerin) en/of drie, althans één of meer hoofdschakelaar(s) (merk Hager en/of Holec), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 mei 2007 tot en met 15 oktober 2007 te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] en/of [plaats 6] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening telkens heeft weggenomen (in totaal) dertien aardlekschakelaars (merken Moeller en Hager en Schupa en Holec en Attema en ABB en Merlin Gerin) en twee hoofdschakelaars (merk Hager en Holec), toebehorende aan [slachtoffer].
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
diefstal, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de periode van 1 mei 2007 tot en met 15 oktober 2007 schuldig gemaakt aan winkeldiefstal, een ergerlijke vorm van criminaliteit die voor winkeliers hinder en schade oplevert. Hij pleegde deze diefstallen bij filialen van de [slachtoffer]. Verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de desbetreffende winkelier. Verdachte geeft aan de diefstallen ten behoeve van een door hem te verrichten vergelijkend onderzoek te hebben gedaan. Dit is geen reden om af te wijken van een voor dit soort delicten gebruikelijke strafoplegging. Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend Uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister d.d. 5 januari 2009 - eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat de - door de advocaat-generaal gevorderde en door de rechter in eerste aanleg opgelegde - geldboete van na te melden hoogte een passende bestraffing is.
Benadeelde partij [slachtoffer] t.a.v. [naam]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat haar vordering in eerste aanleg deels is toegewezen en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 2.123,10. Zij komt tot dit bedrag door de (volledige) verkoopprijs van de ten laste gelegde gestolen goederen als geleden schade aan te merken.
Het hof leidt uit de door de benadeelde partij overgelegde stukken af, dat door de [slachtoffer] standaard een korting van 19% (niet zijnde de BTW) op de verkoopprijs van de goederen wordt toegepast. Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof betwist dat hij gehouden is de volledige verkoopprijs van de door hem gestolen goederen te betalen, onder andere in verband met deze standaardkorting. Op grond van vorenstaande zal het hof bij de berekening van de geleden schade uitgaan van de verkoopprijzen minus de standaardkorting.
Het hof acht de vordering van de benadeelde partij tot het bedrag van € 1431,57,-- toewijsbaar, nu voldoende is komen vast te staan dat door de bewezen verklaarde feiten aan het slachtoffer tot voornoemd bedrag schade is berokkend en dat de schade aan verdachte kan worden toegerekend.
Het hof is van oordeel, dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet van zo eenvoudige aard is, dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in haar vordering in zoverre niet-ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling, dat de benadeelde partij haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Aan verdachte zal daarnaast de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van het toegewezen bedrag ten behoeve van voornoemd slachtoffer.
Tenuitvoerlegging (07-460395-06)
Bij vonnis van de politierechter te Zwolle-Lelystad d.d. 7 juli 2006, is veroordeelde veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 160,--, met een proeftijd van twee jaren. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting is voormeld vonnis onherroepelijk geworden op 22 juli 2006. De proeftijd is ingegaan op 22 juli 2006. De officier van justitie heeft op 11 januari 2008 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde geldboete, omdat veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
Nu gebleken is dat veroordeelde de hiervoor bewezen verklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd, zal het hof op grond van het vorenstaande de vordering tenuitvoerlegging toewijzen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 23 (oud), 24 (oud), 24c (oud), 36f (oud),
57 (oud), 63 (oud) en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van zeshonderd euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van twaalf dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer] t.a.v. [naam], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van duizend vierhonderdeenendertig euro en zevenenvijftig cent;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van duizend vierhonderdeenendertig euro en zevenenvijftig cent ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] t.a.v. [naam], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vierentwintig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
gelast de tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde bij vonnis van de politierechter te Zwolle-Lelystad van 7 juli 2006 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten:
een geldboete van honderdzestig euro, met bevel voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van drie dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. G. Dam, voorzitter, mr. K. Lahuis en
mr. F.A. Hartsuiker, in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen als griffier, zijnde mr. Hartsuiker voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.