ECLI:NL:GHARN:2009:BH0881

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
26 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000454-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg
  • F. Vellinga-Schootstra
  • B.F. Keulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervoeren van een grote hoeveelheid ongedroogde hennep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 26 januari 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1970 en woonachtig in [woonplaats], werd beschuldigd van het opzettelijk vervoeren van een grote hoeveelheid ongedroogde hennep, met een gewicht van ongeveer 11,1 kilogram. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een straf, maar de verdachte ging in hoger beroep. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal een gevangenisstraf van drie maanden geëist, waarvan één maand voorwaardelijk. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte de verdachte strafbaar en oordeelde dat er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig waren. De straf werd gemotiveerd op basis van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit was begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van twee jaren, alsook tot een werkstraf van vijftig uren, subsidiair 25 dagen hechtenis. De uitspraak is gedaan met inachtneming van de landelijke oriëntatiepunten voor hennepteelt, aangezien er geen specifieke oriëntatiepunten zijn voor het vervoer van ongedroogde hennep. Het hof heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de werkstraf.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000454-08
Parketnummer eerste aanleg: 07-460969-07
Arrest van 26 januari 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 11 februari 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1970] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. G.F.M.G. Heutink, advocaat te Apeldoorn.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 02 augustus 2007 in de gemeente[gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 11,1, althans 3,3 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Bewezenverklaring
Het hof acht ten aanzien van verdachte bewezen dat:
hij op 02 augustus 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk heeft vervoerd een hoeveelheid van ongeveer 11,1 kilogram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft - puur voor eigen geldelijk gewin - een grote hoeveelheid ongedroogde hennep vervoerd. Hij heeft derhalve een stof vervoerd die schadelijk is voor de volksgezondheid.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 27 oktober 2008 niet eerder is veroordeeld ter zake van een overtreding van de Opiumwet, maar hier wel eenmaal een transactie in de vorm van een werkstraf voor heeft gekregen.
Het hof is van oordeel dat er aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de advocaat-generaal is gevorderd. Voor de straftoemeting sluit het hof aan bij de landelijke oriëntatiepunten voor hennepteelt, nu er geen oriëntatiepunten zijn voor het enkele vervoer van (ongedroogde) hennep. Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, dient aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf te worden opgelegd. Deze straf heeft mede ten doel te voorkomen dat verdachte zich opnieuw schuldig zal maken aan (soortgelijke) strafbare feiten. Daarnaast zal aan verdachte een werkstraf van na te melden duur worden opgelegd.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c (oud) en 22d van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van vijftig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van vijfentwintig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, mr. F. Vellinga-Schootstra en mr. B.F. Keulen, in tegenwoordigheid van
mr. M. Koster als griffier, zijnde mrs. Vellinga-Schootstra en Keulen voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.