ECLI:NL:GHARN:2008:BH4420

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
15 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.017.675
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling en de beoordeling ex nunc door het Hof

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 15 december 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellant. De appellant, die eerder een eenmanszaak had gedreven, was in financiële problemen geraakt en had een schuldenlast van ongeveer € 130.000,-. De rechtbank Almelo had op 30 oktober 2007 de definitieve toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uitgesproken, maar op 21 oktober 2008 werd deze regeling tussentijds beëindigd op voordracht van de rechter-commissaris. Het hof oordeelde dat de appellant zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet naar behoren was nagekomen. Dit bleek uit het feit dat hij geen medische verklaring had overgelegd, ondanks herhaaldelijke verzoeken van de bewindvoerder, en dat hij geen loonstroken of een arbeidsovereenkomst had ingediend. De bewindvoerder had slechts één loonstrook ontvangen en had de appellant herhaaldelijk gewezen op zijn informatieverplichting. Het hof concludeerde dat de appellant niet had voldaan aan zijn verplichtingen, wat leidde tot de beslissing om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, waarbij het belang van de appellant om de schuldsaneringsregeling voort te zetten niet opwoog tegen de tekortkomingen die hij had vertoond. De omstandigheid dat de appellant in staat van faillissement zou komen, was voor het hof geen reden om anders te oordelen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer 200.017.675
arrest van de eerste civiele kamer van 15 december 2008
inzake
[appellant],
wonende te woonplaats
appellant,
advocaat: mr. A.C.E.G. Cordesius te 's-Gravenhage.
1. Het geding in eerste aanleg
1.1 Bij vonnis van de rechtbank Almelo van 30 oktober 2007 is ten aanzien van appellant (hierna te noemen: [appellant]) de definitieve toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uitgesproken.
1.2 Bij vonnis van de rechtbank Almelo van 21 oktober 2008 is de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellant] op voordracht van de rechter-commissaris tussentijds beëindigd. In het faillissement, waarin [appellant] van rechtswege zal komen te verkeren met ingang van de datum dat dit vonnis in kracht van gewijsde zal zijn gegaan, is tot rechter-commissaris benoemd mr. A.E Zweers en tot curator mr. A.C. Huisman.
1.3 Het hof verwijst naar laatstgenoemd vonnis, dat in fotokopie aan dit arrest is gehecht.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Bij ter griffie van het hof op 28 oktober 2008 ingekomen verzoekschrift is [appellant] in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis en heeft hij het hof verzocht het voormelde vonnis te vernietigen en, opnieuw recht doende, te bepalen dat de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal voortduren.
2.2 Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de daarbij behorende stukken, alsmede van de brief met bijlagen van de waarnemend bewindvoerder, A.K. de Beurs, van 4 december 2008.
2.3 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 december 2008, waarbij namens [appellant] is verschenen mr. Cordesius. Voorts is verschenen de waarnemend bewindvoerder.
3. De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1 Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is het volgende gebleken. [appellant] heeft in het verleden een eenmanszaak, een transportonderneming genaamd [appellant] Transport, gedreven. Zijn schuldenlast bedroeg volgens de verklaring ex artikel 285 Fw ongeveer € 130.000,-. Blijkens het verslag van de bewindvoerder van 4 december 2008 zijn er tot op die datum vorderingen van crediteuren ingediend tot ruim € 600.000,-.
3.2 De rechtbank heeft de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd, kort gezegd, omdat [appellant] zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren is nagekomen - met name zijn inspanningsverplichting om zijn betaalde arbeid te behouden - en omdat er feiten bekend zijn geworden die op het tijdstip van de indiening van het verzoekschrift tot toelating bestonden en die reden zouden zijn geweest het verzoek af te wijzen, te weten een aanzienlijk hogere schuldenlast dan opgegeven op de verklaring ex artikel 285 Fw.
3.3 Het hof stelt voorop dat het, anders dan namens [appellant] ter zitting is aangevoerd, ex nunc heeft te oordelen of de gewraakte beslissing in stand moet blijven, dat wil zeggen dat bij de beoordeling van de vraag of de schuldsaneringsregeling terecht tussentijds is beëindigd ook rekening gehouden moet worden met feiten en omstandigheden die zijn voorgevallen sedert de beslissing waarvan beroep. Daarbij komt ook het hof tot het oordeel dat [appellant] zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren is nagekomen. Zoals uit de brief van de bewindvoerder van 4 december 2008 blijkt, heeft [appellant] zijn bewindvoerder weliswaar mondeling op de hoogte gesteld van zijn ziekte, maar een medische verklaring, waar de bewindvoerder meerdere malen uitdrukkelijk om heeft verzocht, is niet door [appellant] overgelegd. Volgens de verklaring van de bewindvoerder ter zitting heeft [appellant] eerst bij de mondelinge behandeling in eerste aanleg een brief met betrekking tot zijn medische toestand overgelegd. Evenmin heeft [appellant] loonstroken aan de bewindvoerder overgelegd, noch een (al dan niet getekende) arbeidsovereenkomst ter zake van zijn werkzaamheden als buschauffeur bij Connexxion / Veolia, waar hij al sinds 5 augustus 2008 in dienst is. De bewindvoerder heeft slechts een loonstrook van augustus 2008 via de werkgever van [appellant] ontvangen.
De bewindvoerder heeft onbestreden ter zitting verklaard dat zij, nadat [appellant] al bij de start van de schuldsaneringsregeling op zijn verplichtingen is gewezen, tijdens een gesprek op 19 mei 2008 nogmaals een uitgebreide toelichting met betrekking tot deze verplichtingen aan [appellant] heeft gegeven. Daarbij is [appellant] in ieder geval gewezen op het belang van het overleggen van loonstroken. [appellant] is daarna een aantal malen voor het feit gewaarschuwd dat het niet nakomen van zijn verplichtingen kan leiden tot een tussentijdse beëindiging. Desondanks heeft [appellant] niet aan zijn informatieverplichting voldaan. Hij heeft, zoals de bewindvoerder ter zitting heeft verklaard, weliswaar zeer regelmatig informatie aan de bewindvoerder doen toekomen, maar dat betrof niet de door de bewindvoerder gevraagde informatie. Zonder informatie over zijn daadwerkelijke loon en de daarbij behorende onkostenvergoedingen - waarnaar de bewindvoerder uitdrukkelijk heeft gevraagd - kan de bewindvoerder niet een vrij te laten bedrag te berekenen. Dat [appellant] niet in staat was deze informatie aan de bewindvoerder over te leggen is niet gesteld, noch overigens gebleken. Gelet daarop is [appellant] zijn informatieverplichting aan de bewindvoerder in het kader van de schuldsaneringsregeling niet naar behoren nagekomen. Reeds op deze grond dient de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd te worden. De overige namens [appellant] aangevoerde grieven tegen het vonnis van de rechtbank kunnen om die reden buiten beschouwing blijven.
3.4 Het hof is van oordeel dat het hoger beroep faalt. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het verzoek desondanks zou moeten worden toegewezen is onvoldoende gebleken. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd.
3.5 De omstandigheid dat [appellant] bij beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling in staat van faillissement zal komen te verkeren, is voor het hof geen reden om anders te oordelen.
4. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Almelo van 30 oktober 2007.
Dit arrest is gewezen door mrs. A. Smeeïng-van Hees, A.A. van Rossum en R.A. van der Pol en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 december 2008.