ECLI:NL:GHARN:2008:BH0075

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
24 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-00241
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de bron van inkomen uit kunstenaaractiviteiten

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem, gaat het om de vraag of de activiteiten van een kunstenaar als bron van inkomen kunnen worden aangemerkt. De belanghebbende, een kunstenaar, had bezwaar gemaakt tegen een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2005, waarbij een belastbaar inkomen van € 27.367 was vastgesteld. De Inspecteur van de Belastingdienst had het bezwaar afgewezen, waarna de Rechtbank Arnhem het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaarde. De belanghebbende ging in hoger beroep bij het Gerechtshof.

Tijdens de zitting op 3 december 2008 werd het geschil besproken. De belanghebbende stelde dat zijn activiteiten als kunstenaar wel degelijk een bron van inkomen vormden, terwijl de Inspecteur dit betwistte. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet had aangetoond dat de opbrengsten van zijn activiteiten de kosten zouden overtreffen. Het Hof concludeerde dat er geen significante koopkrachtige vraag naar zijn werken was en dat de activiteiten daarom niet als een bron van inkomen konden worden aangemerkt.

Daarnaast voerde de belanghebbende aan dat hij op basis van het gelijkheidsbeginsel recht had op belastingvoordelen, zoals die door andere topfunctionarissen zouden worden genoten. Het Hof verwierp dit argument, omdat de situatie van de belanghebbende wezenlijk verschilde van die van de genoemde topfunctionarissen. Ook het argument dat het aangifteprogramma van de Belastingdienst negatieve inkomsten accepteerde, werd door het Hof niet geaccepteerd als bewijs voor de juistheid van de aangifte.

Uiteindelijk bevestigde het Gerechtshof de uitspraak van de Rechtbank en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om een partij in de proceskosten te veroordelen. De uitspraak werd op 24 december 2008 openbaar gemaakt, met de mogelijkheid voor beide partijen om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Sector belasting
nummer 08/00241
uitspraakdatum: 24 december 2008
uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
X te Z (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van Rechtbank Arnhem van 25 april 2008, nummer AWB 07/3277, in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst te P (hierna: de Inspecteur).
1. Ontstaan en loop van het geding voor de Rechtbank
1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2005 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar onder meer een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 27.367.
1.2. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het bezwaar afgewezen.
1.3. Belanghebbende is tegen voormelde uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij de Rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
2. Het geding voor het Hof
2.1. Het beroepschrift tegen de uitspraak van de Rechtbank is op 27 mei 2008 ter griffie ingekomen.
2.2. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.3. Het onderzoek ter zitting van de zaak heeft plaatsgevonden op 3 december 2008 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en de Inspecteur. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
3. De vaststaande feiten
Het Hof verwijst voor de feiten naar hetgeen is opgenomen in de uitspraak van de Rechtbank.
4. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
4.1. Tussen partijen is in geschil of belanghebbendes activiteiten als kunstenaar zijn aan te merken als een bron van inkomen. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de Inspecteur ontkennend.
4.2. Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
4.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en gegrondverklaring van het beroep tegen de uitspraak op bezwaar, vernietiging van die uitspraak en vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 1.601. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Belanghebbende stelt dat zijn activiteiten als kunstenaar zijn aan te merken als een bron van inkomen. Tegenover de betwisting door de Inspecteur heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat de opbrengsten van zijn activiteiten als kunstenaar de kosten ervan zullen overtreffen. In het bijzonder acht het Hof niet aannemelijk dat belanghebbende voor zijn werken in betekenende mate koopkrachtige vraag op de vrije markt ontmoette, dan wel in redelijkheid mocht verwachten in de toekomst - na een niet abnormaal lange aanloopperiode - zodanige vraag te zullen ontmoeten. Onder die omstandigheden kunnen deze activiteiten niet worden aangemerkt als een bron van inkomen.
5.2. Belanghebbende heeft nog gesteld dat anderen, zoals topfunctionarissen van bedrijven als A en B en C hedgefunds, een belastingvoordeel krijgen. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij op grond van het gelijkheidsbeginsel evenzeer recht heeft op belastingvoordelen. Naar het oordeel van het Hof verschilt de situatie van belanghebbende zo aanmerkelijk van die van de door hem genoemde anderen dat het gelijkheidsbeginsel niet meebrengt dat hij evenzeer recht zou hebben op de belastingvoordelen die die anderen naar belanghebbende zonder nadere toelichting of onderbouwing stelt zouden genieten.
5.3. Belanghebbende stelt dat het aangifteprogramma van de Belastingdienst hem gelijk geeft, omdat het een invoer van negatieve inkomsten accepteert. Het Hof is van oordeel dat uit de acceptatie van een bepaalde invoer door dat programma nog niet volgt dat die invoer juist is.
5.4. Gelet op het vorenoverwogene heeft de Rechtbank een juiste beslissing genomen. Het Hof zal dan ook de uitspraak van de Rechtbank bevestigen.
6. Kosten
Het Hof acht geen termen aanwezig een partij te veroordelen in de kosten die de wederpartij in verband met de behandeling van het hoger beroep voor het Hof heeft moeten maken.
7. Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mrs. J. van de Merwe, voorzitter, J.A. Monsma en R. den Ouden, in aanwezigheid van mr. C.E. te Brake als griffier.
De beslissing is op 24 december 2008 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(C.E. te Brake) (J. van de Merwe)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 24 december 2008
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.