ECLI:NL:GHARN:2008:BG6618
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Internationale rechtsmacht en bewijswaardering in pachtgeschil
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 7 oktober 2008, staat de rechtsmacht van de Nederlandse rechter centraal in een geschil over een pachtovereenkomst. De appellant, een in Nederland gevestigde eiser, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Roermond, waarin de rechtbank oordeelde dat de appellant niet in het bewijs is geslaagd dat er een pachtovereenkomst was gesloten met de in Duitsland gevestigde geïntimeerde. De appellant vorderde de schriftelijke vastlegging van een pachtovereenkomst met betrekking tot percelen landbouwgrond, die hij volgens zijn stellingen in of omstreeks april 1983 mondeling had gesloten met de voormalige eigenaar van de percelen, [B].
Het hof overweegt dat, nu de percelen in Nederland zijn gelegen, de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft op basis van artikel 22 van de EEX-Verordening. De appellant heeft vier grieven ingediend tegen het vonnis waarvan beroep en heeft bewijs aangeboden, waaronder getuigenverklaringen en schriftelijke verklaringen. Het hof oordeelt dat de getuigenverklaringen van de appellant en zijn voormalige echtgenote niet voldoende zijn om het bewijs te leveren dat er daadwerkelijk een pachtovereenkomst is gesloten. De verklaringen van de loonwerker en andere getuigen ondersteunen de stelling van de appellant niet, en er zijn aanwijzingen dat er al eerder geschillen waren over het gebruik van de grond.
Uiteindelijk komt het hof tot de conclusie dat de appellant niet is geslaagd in het leveren van het bewijs dat hij met [B] een pachtovereenkomst heeft gesloten. De grieven van de appellant falen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Roermond. De appellant wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die zijn begroot op € 894,00 voor salaris en € 248,00 voor griffierecht. Dit arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 6 oktober 2008.