ECLI:NL:GHARN:2008:BG2119

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
23 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
104.001.546
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

De totstandkoming van een AVB-verzekering en transportverzekering tussen Multiclima en Meeus

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem werd behandeld, stond de vraag centraal of er tussen Multiclima International B.V. en Meeus Assurantiën Noord B.V. een AVB-verzekering en een transportverzekering tot stand zijn gekomen, en of Multiclima achterstallige premies verschuldigd was. Multiclima erkende dat zij de premienota over 2002 voor de transportverzekering had betaald en ontving de transportpolis op 3 mei 2002. Het hof concludeerde dat de betaling voor het einde van 2002 had plaatsgevonden. Er was echter ook discussie over de bevoegdheid van een bepaalde persoon, [persoon B], die niet bevoegd was om Multiclima te vertegenwoordigen, maar wel aan Meeus had aangegeven dat Multiclima de transportpolis wilde afsluiten. Het hof oordeelde dat de handelingen van [persoon A], die op 20 februari 2003 de onbevoegdheid van [persoon B] bekrachtigde, konden worden opgevat als een stilzwijgende bekrachtiging van de afgesloten transportpolis.

Het hof behandelde ook de vraag of de AVB-verzekering tot stand was gekomen. Het hof oordeelde dat de brief van [persoon A] op 20 februari 2003, waarin hij de AVB-verzekering bevestigde, voldoende was om aan te nemen dat er een overeenkomst was. Multiclima had geen grieven ingediend tegen de hoogte van de door de rechtbank toegewezen bedragen voor de premieschuld van de AVB- en transportverzekering. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank Almelo van 8 juni 2005, waarbij Multiclima werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak werd gedaan op 23 september 2008.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer 104.001.546
rolnummer (oud) 2005/1136
arrest van de tweede civiele kamer van 23 september 2008
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Multiclima International B.V.,
gevestigd te Enschede,
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. A.T. Bolt,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Meeus Assurantiën Noord B.V.,
gevestigd te Groningen,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. J.M. Bosnak.
1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1 Het hof verwijst naar zijn tussenarrest van 24 april 2007. In dat tussenarrest heeft het hof de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een akte aan de zijde van Multiclima zoals bedoeld in overweging 4.13, 4.16 en 4.18 van dat tussenarrest.
1.2 Multiclima heeft de hiervoor bedoelde akte genomen, waarna Meeus bij antwoordakte daarop heeft gereageerd.
1.3 Vervolgens zijn de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.
2. De verdere motivering van de beslissing in hoger beroep
2.1 In dit geding gaat het om de vraag of tussen Multiclima en HDI een AVB-verzekering en een transportverzekering tot stand zijn gekomen, en zo ja, of Multiclima ten aanzien van deze verzekeringen achterstallige premies is verschuldigd aan Meeus over 2002 (AVB-verzekering) en 2002 en 2003 (transportverzekering).
In het tussenarrest van 24 april 2007 is Multiclima in de gelegenheid gesteld om zich bij akte uit te laten over een aantal in dat arrest nader aangeduide punten (zie rov. 4.13, 4.16 en 4.18 van het tussenarrest van 24 april 2007). Multiclima heeft zich bij akte van 5 juni 2007 uitgelaten, waarna Meeus bij antwoordakte van 26 februari 2008 daarop heeft gereageerd.
2.2 In het tussenarrest is Multiclima ten aanzien van de AVB-verzekering in de gelegenheid gesteld om op twee punten te reageren op de stellingen van Meeus (tussenarrest, rov. 4.13 en 4.18).
Het betreft allereerst een door [persoon A] – die bevoegd is Multiclima te vertegenwoordigen – namens Multiclima ondertekende brief die door Meeus in het geding is gebracht (productie 4 bij memorie van antwoord in principaal, tevens memorie van eis in incidenteel appel). Zoals aangegeven in het tussenarrest, rov. 4.11-4.13, is het hof voorshands van oordeel dat in die brief een beroep van Meeus op (de schijn van) bekrachtiging in de zin van art. 3:69 lid 1 BW door Multiclima ligt besloten en dat Multiclima de gelegenheid dient te krijgen op dit voorshands gegeven oordeel te reageren. Multiclima heeft zich bij akte, onder 11-14, over deze brief uitgelaten.
Verder is Multiclima in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over voornoemde brief en haar brief van 21 maart 2003, aangezien de bewoordingen van deze brief erop duiden dat Multiclima – anders dan zij in de onderhavige procedure betoogt – wel in het bezit was van de AVB-polis (tussenarrest, rov. 4.18).
2.3 Het hof overweegt als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat de brief van [persoon A] op 20 februari 2003 is verzonden (memorie van antwoord in principaal appel, tevens memorie van eis in incidenteel appel, onder 35 en akte van Multiclima van 5 juni 2007, onder 11). De omstandigheid dat de brief niet door [persoon A] zelf maar “i.o.” is getekend, acht het hof niet relevant nu Multiclima niet aanvoert dat [persoon A] geen weet zou hebben gehad dat deze brief van Multiclima aan Meeus is verzonden en, los daarvan, ook indien hij dit niet zou hebben geweten, de schijn is gewekt dat die brief namens Multiclima is verzonden. Onder deze omstandigheden heeft de brief dan ook te gelden als een door [persoon A] namens Multiclima geschreven brief.
2.4 Multiclima betoogt verder dat zij in de brief refereert aan 1 januari 2003 als ingangsdatum van de polis, hetgeen eens te meer aangeeft dat zij ervan uitging dat in 2002 geen overeenstemming bestond, aldus Multiclima.
Het hof verwerpt dit betoog. [persoon A] heeft in voornoemde brief namens Multiclima onder meer het volgende aangegeven:
“(…) Na overname van de activa van Multiclima werd besproken dat voortzetting van de aansprakelijkheidsverzekering op basis van de voorwaarden Multiclima B.V. zou plaatsvinden (…)”
Het hof leidt uit de gedingstukken af dat de bespreking waaraan [persoon A] refereert, heeft plaatsgevonden in de eerste maanden van 2002. Immers, Multiclima heeft aangevoerd dat zij (indirect) activa heeft overgenomen van de curator in het faillissement van Multiclima B.V. (conclusie van antwoord, onder 4 en memorie van grieven, onder 13). Op 7 januari 2002 is Multiclima B.V. failliet verklaard, waarna op 14 februari 2002 Multiclima is opgericht (bestreden vonnis, rov. 1). Vervolgens zijn in maart en april 2002 tussen Multiclima en Meeus de mogelijkheden besproken voor een AVB-verzekering ten name van Multiclima. Het hof verwijst in dit verband naar de brief van TSA van 18 maart 2002, het aanvraagformulier van Multiclima van 18 april 2002 (producties 3 en 4 bij inleidende dagvaarding).
Uit vorenstaand citaat, in samenhang met de hiervoor genoemde bescheiden, blijkt dan ook dat volgens [persoon A] in de eerste helft van 2002 overeenstemming bestond ten aanzien van een AVB-verzekering tussen Multiclima en HDI, onder dezelfde voorwaarden als de voordien geldende AVB-verzekering tussen Multiclima B.V. en HDI. Blijkens de brief van 20 februari 2003 is Multiclima – anders dan zij betoogt – er niet van uitgegaan dat in 2002 geen overeenstemming bestond over een AVB-polis tussen haar en HDI.
2.5 [persoon A] heeft namens Multiclima bovendien het navolgende aangegeven in voornoemde brief:
“Bij controle van de polis blijkt nu dat u andere voorwaarden opmaakte. Hiermee gaan wij uiteraard niet akkoord en accepteren derhalve boven vermelde verzekering niet vanaf ingangsdatum 1 januari 2003. Wij beschouwen hiermee deze zaak als afgesloten en verblijven,”
Hieruit blijkt dat Multiclima de AVB-verzekering kennelijk eerst wenste te beëindigen met ingang van 1 januari 2003, terwijl – zoals hiervoor overwogen – Multiclima in dezelfde brief ervan uitging dat in 2002 de AVB-verzekering tussen haar en HDI reeds van kracht was.
Het hof is van oordeel dat Meeus – voor zover bij haar vóór 20 februari 2003 twijfel moet hebben bestaan over de totstandkoming van de AVB-verzekering voor 2002 omdat zij tot dat moment contact had met medewerkers die niet bevoegd waren om Multiclima te vertegenwoordigen – de hiervoor besproken brief van de wel bevoegde [persoon A] redelijkerwijs mocht opvatten als een bekrachtiging van de AVB-verzekering voor 2002 tussen Multiclima en HDI, inhoudende dezelfde voorwaarden als de voordien geldende AVB-verzekering tussen Multiclima B.V. en HDI.
2.6 Aangezien vaststaat dat tussen Multiclima en Meeus in 2002 een AVB-verzekering tot stand is gekomen, inhoudende dezelfde voorwaarden als de voordien geldende AVB-verzekering tussen Multiclima B.V. en HDI, geldt dat het betoog van Multiclima dat de AVB-verzekering niet tot stand is gekomen omdat de AVB-polis voor 2002 afwijkt van het door [persoon B] ingevulde aanvraagformulier (productie 4 bij inleidende dagvaarding en memorie van grieven, onder 18), dient te worden verworpen. In dit kader is ook nog van belang dat niet is gebleken dat de AVB-polis van Multiclima voor 2002 (productie 6 bij inleidende dagvaarding) op wezenlijke punten afwijkt van de voordien geldende AVB-polis van Multiclima B.V. (productie 2 bij inleidende dagvaarding). Aan het voorgaande doet niet af dat [persoon A] in zijn brief van 20 februari 2003 de polis per 1 januari 2003 omdat “andere voorwaarden” zouden zijn opgemaakt, nu dit geen betrekking heeft op de verzekering met betrekking tot het jaar 2002.
2.7 De omstandigheid dat de bewoordingen “bij controle van de polis” betrekking zouden hebben op de concept polisvoorwaarden behorende bij de prolongatie van de AVB-verzekering per 1 januari 2003 (akte van Multiclima van 5 juni 2007, onder 13), acht het hof niet relevant. Voor zover juist, kan dit immers niet afdoen aan de omstandigheid dat de brief van 20 februari 2003 door Meeus redelijkerwijs mocht worden opgevat als een bekrachtiging van de AVB-verzekering voor 2002.
Daar komt bij dat de stelling van Multiclima dat zij de AVB-polis voor 2002 niet heeft ontvangen en dat voornoemde zinsnede betrekking heeft op de door Meeus meegezonden concept polisvoorwaarden voor 2003, onvoldoende gemotiveerd is. Multiclima heeft immers eerder in deze procedure betoogd dat zij uitsluitend aanmaningen, zonder bijgevoegde facturen en/of polissen, van Meeus heeft ontvangen (memorie van grieven, onder 17). Beide stellingen staan haaks op elkaar, terwijl Multiclima daarvoor geen genoegzame verklaring heeft gegeven.
2.8 Multiclima heeft verder betoogd dat de AVB-verzekering van 2002 niet tot stand is gekomen omdat de medewerkers van Meeus mondelinge toezeggingen om de polis te corrigeren, niet zijn nagekomen (akte van Multiclima van 5 juni 2007, onder 12).
Het hof overweegt dat Multiclima niet eerder in de onderhavige procedure het standpunt heeft ingenomen dat de AVB-verzekering niet tot stand is gekomen omdat medewerkers van Meeus jegens haar gedane mondelinge toezeggingen niet zijn nagekomen.
Aldus is sprake van een nieuwe grief. Uitgangspunt is dat als grieven dienen te worden aangemerkt alle gronden die de appellant aanvoert ten betoge dat de bestreden uitspraak behoort te worden vernietigd. Het hof behoort in beginsel niet te letten op grieven die in een later stadium dan de memorie van grieven worden aangevoerd, tenzij de geïntimeerde ondubbelzinnig erin heeft toegestemd dat de nieuwe grief deel uitmaakt van de rechtsstrijd in hoger beroep. Aangezien Meeus niet inhoudelijk heeft gereageerd op dit betoog van Multiclima (antwoordakte van Meeus van 26 februari 2008, onder 2), geldt dat deze nieuwe grief buiten beschouwing dient te blijven.
2.9 Multiclima is verder in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de stelling van Meeus dat ten aanzien van de transportverzekering de voorschotpremie over 2002 van € 7.099,54 door Multiclima is voldaan en dat hierin een beroep op (de schijn van) bekrachtiging ligt besloten (tussenarrest, rov. 4.16).
2.10 Het hof oordeelt als volgt. Multiclima heeft erkend dat zij ten aanzien van de transportverzekering de premienota over 2002 heeft betaald (akte van Multiclima van 5 juni 2007, onder 12, 14 en 19). Verder staat vast dat Multiclima de transportpolis van 3 mei 2002 (producties 8 bij inl. dagvaarding) heeft ontvangen (tussenarrest, rov. 4.37). Op de laatste pagina wordt aangegeven wat de voorschotpremie over 2002 bedraagt. Het hof leidt uit het voorgaande af – mede omdat het om een voorschotpremie over 2002 gaat – dat voornoemde betaling door Multiclima voor het einde van 2002 heeft plaatsgevonden.
Verder staat vast dat dat [persoon B] – die niet bevoegd was om Multiclima te vertegenwoordigen – aan Meeus/HDI te kennen heeft gegeven dat Multiclima de transportpolis wilde afsluiten (tussenarrest, rov. 4.14). Dezelfde [persoon B] heeft in 2002 ook aan Meeus/HDI te kennen gegeven dat Multiclima een AVB-verzekering wilde afsluiten (tussenarrest, rov. 4.8). Zoals hiervoor is overwogen heeft [persoon A] op 20 februari 2003 laatstgenoemde onbevoegd verrichte rechtshandeling bekrachtigd.
Uit het voorgaande blijkt dat Multiclima in 2002 de transportpolis, waarin de hoogte van de voorschotpremie staat, heeft ontvangen en dit voorschot in 2002 ook heeft betaald. Verder mag [persoon A] redelijkerwijs geacht worden – ondanks het andersluidende betoog van Multiclima (akte van 5 juni 2007 van Multiclima, onder 19, p. 6, slotzin) – in februari 2003 op de hoogte te zijn van betalingen die vanuit Multiclima in 2002 hebben plaatsgevonden en dus ook met de premiebetaling voor de transportverzekering. Bovendien heeft [persoon A] de door [persoon B] onbevoegd afgesloten AVB-verzekering bekrachtigd, terwijl [persoon A] daarbij op geen enkele wijze aan Meeus/HDI heeft laten weten niet akkoord te gaan met de eveneens door [persoon B] in 2002 afgesloten transportpolis en de daarvoor betaalde voorschotpremie.
Het hof is van oordeel dat Meeus onder deze omstandigheden de gedragingen van [persoon A] redelijkerwijs als een (stilzwijgende) bekrachtiging van de afgesloten transportpolis mocht opvatten.
2.11 Het voorgaande brengt mee dat tussen Multiclima en HDI de AVB-verzekering (voor 2002) en de transportpolis tot stand zijn gekomen. Multiclima heeft geen grieven gericht tegen de hoogte van de door de rechtbank aan Meeus toegewezen bedragen ter zake van de premieschuld voor de AVB- en transportverzekering.
2.12 Multiclima heeft in haar akte van 5 juni 2007 tevens standpunten ingenomen die het kader – waarbinnen zij in de gelegenheid is gesteld om zich over uit te laten (tussenarrest, rov. 4.13, 4.16 en 4.18) – te buiten gaan en waarover het hof in het tussenarrest reeds bindende eindbeslissingen heeft genomen.
2.13 Het hof overweegt dat de eisen van een goede procesorde meebrengen dat de rechter, aan wie is gebleken dat een eerdere door hem gegeven, maar niet in een einduitspraak vervatte eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, bevoegd is om, nadat partijen de gelegenheid hebben gekregen zich dienaangaande uit te laten, over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissing, teneinde te voorkomen dat hij op een ondeugdelijke grondslag een einduitspraak zou doen (HR 25 april 2008, LJN BC2800).
Uit hetgeen Multiclima bij akte heeft aangevoerd blijkt niet dat de in het tussenarrest vervatte eindbeslissingen berusten op een feitelijke of juridische misslag.
2.14 Ten overvloede overweegt het hof het volgende. Het betoog van Multiclima ten aanzien van de Wabb (akte van Multiclima van 5 juni 2007, onder 5) ziet eraan voorbij dat Multiclima geen grieven heeft gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat de Wabb in het onderhavige geval van toepassing is en dat de assurantietussenpersoon op grond van art. 14 van die wet bevoegd is in rechte betaling van de premies te vorderen (tussenarrest, rov. 4.26). Integendeel, grief III van Multiclima gaat kennelijk juist uit van de juistheid van die oordelen. Voor zover Multiclima beoogt in haar akte de rechtsstrijd uit te breiden, verwijst het hof naar hetgeen hieromtrent is overwogen in rechtsoverweging 2.8.
2.15 Multiclima heeft zich naar aanleiding van het tussenarrest, rechtsoverweging 4.28, op het standpunt gesteld dat zij de ontvangst van de polissen wel degelijk heeft betwist (akte van Multiclima van 5 juni 2007, onder 23), waarbij zij heeft verwezen naar de conclusie van antwoord, onder 19, de conclusie van dupliek, onder 4C en de memorie van grieven, onder 17).
Het hof overweegt dat in het tussenarrest uitsluitend de ontvangst door Multiclima van de transportpolis als vaststaand is aangenomen (tussenarrest, rov. 4.28).
Voor zover in verband met het in hoger beroep geldende grievenstelsel de door Multiclima in eerste aanleg ingenomen stellingen, al geacht kunnen worden ook in hoger beroep door Multiclima te zijn ingenomen, geldt het volgende. In de conclusie van antwoord, onder 19, reageert Multiclima op de stellingen van Meeus in de dagvaarding, onder 16. Laatstgenoemde stellingen hebben betrekking op onderdeel 3 (diversen) van de vordering van Meeus, welk onderdeel de rechtbank in het bestreden vonnis, rechtsoverweging 18, is afgewezen en in hoger beroep niet meer aan de orde is.
In de conclusie van dupliek, onder 4C, heeft Multiclima uitsluitend het standpunt ingenomen dat Meeus geen justificatoire bescheiden in het geding heeft gebracht ten aanzien van de in de als productie 1 overgelegde brief genoemde polissen. Het hof leest hierin geen gemotiveerde betwisting van de ontvangst door Multiclima van de transportpolis, te meer nu Meeus die transportpolis (HO284) wel in het geding heeft gebracht (productie 8 bij inleidende dagvaarding).
In de memorie van grieven, onder 17, richt Multiclima zich tegen het oordeel van de rechtbank dat Multiclima de AVB-polis heeft ontvangen (bestreden vonnis, rechtsoverweging 11.7 en 11.8). Daarin beoordeelt de rechtbank uitsluitend de vordering van Meeus ten aanzien van de AVB-verzekering. In het tussenarrest heeft het hof de ontvangst van de AVB-polis door Multiclima niet als vaststaand aangenomen. Het voorgaande neemt niet weg – zoals hiervoor in rechtsoverweging 2.7, slot, is overwogen – dat in verband met de tegenstrijdigheid tussen de stellingen van Multiclima in haar memorie van grieven en haar akte van 5 juni 2007 – de stelling dat Multiclima de AVB-polis niet zou hebben ontvangen, onvoldoende gemotiveerd is.
Slotsom
2.16 De grieven falen en het bestreden vonnis dient – met verbetering van gronden – te worden bekrachtigd. Multiclima zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep.
3. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt – met verbetering van gronden – het vonnis van de rechtbank Almelo van 8 juni 2005;
veroordeelt Multiclima in de kosten van het principaal hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Meeus begroot op € 1.788,-- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 472,-- voor griffierecht;
veroordeelt Meeus in de kosten van het incidenteel hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Multiclima begroot op € 894,-- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief .
Dit arrest is gewezen door mrs. W.L. Valk, M.M. Olthof en H.C. Frankena en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 september 2008.