ECLI:NL:GHARN:2008:BG1694

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
1 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Avnr:10360
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vergoeding voor schade door ondergane verzekering en voorlopige hechtenis

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem zich gebogen over het hoger beroep van appellant, die een vergoeding eiste voor schade als gevolg van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis. De zaak betreft een verzoek ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering, waarbij appellant in verzekering was gesteld van 1 juni 2004 tot 3 juni 2004. De rechtbank Almelo had eerder een vergoeding van € 285,- toegekend, maar appellant stelde dat deze vergoeding onvoldoende was en dat er ook schade was door publiciteit, gederfde inkomsten en extra kosten voor het gebruik van zijn personenauto. Het hof heeft de argumenten van appellant en de advocaat-generaal gehoord in een openbare raadkamer op 6 juni 2006.

Het hof oordeelde dat de door appellant gestelde schade niet direct voortkwam uit de ondergane verzekering, maar meer uit de verdenking en vervolging van het strafbare feit. Daarom werd er geen hogere vergoeding voor publiciteitsschade of extra kosten voor de auto toegekend. Echter, het hof erkende dat appellant als politieambtenaar recht had op een hogere vergoeding dan de standaardvergoeding voor de schade door de ondergane verzekering. Uiteindelijk heeft het hof besloten om aan appellant een vergoeding van € 570,- toe te kennen, wat neerkomt op € 190,- per dag voor de drie dagen in verzekering.

De beslissing van de rechtbank werd vernietigd en het hof heeft de griffier bevolen om het toegekende bedrag over te maken op een door appellant op te geven rekening. Deze uitspraak werd gedaan door de rechters E.A.K.G. Ruys, A.G. Coumans en E. van der Herberg, en is uitgesproken op 1 augustus 2006.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE ARNHEM
Pkn: 08/000139-04
Avnr: 10360
Het gerechtshof Arnhem heeft te beslissen op het hoger beroep ingesteld door
[naam appellant],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres appellant],
hierna te noemen appellant.
Het hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Almelo van
14 december 2005 houdende de beslissing op een verzoek ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft gehoord in openbare raadkamer van 6 juni 2006 de advocaat-generaal en appellant, bijgestaan door mr [naam raadsvrouw], advocaat te [plaatsnaam].
Het hof heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift van appellant, ingediend op 21 september 2005 ter griffie van de rechtbank Almelo door voornoemde mr [naam raadsvrouw];
- het proces-verbaal van de behandeling van het verzoek door de rechtbank;
- voormelde beschikking van de rechtbank;
- de akte van 28 december 2005 opgemaakt door de griffier van de rechtbank te Almelo, waarbij namens appellant hoger beroep werd ingesteld tegen voormelde beschikking;
- de overige zich in het dossier bevindende stukken.
OVERWEGINGEN
1. Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
2. Bij de beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank aan appellant een vergoeding van € 285,- toegekend ter zake van schade als gevolg van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis.
3. Namens appellant is als grief tegen de beschikking van de rechtbank aangevoerd dat de rechtbank de publiciteitsschade, de extra vergoeding, bestaande uit inkomstenderving en ideële schade, en de kosten voor het extra gebruik van de personenauto niet heeft meegenomen. Overigens heeft de raadsvrouw van appellant volhard bij hetgeen in het inleidend verzoekschrift is aangevoerd en verzocht.
4. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de beschikking waarvan beroep.
5. Op grond van het bepaalde in artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering kan de rechter aan de gewezen verdachte, in het geval de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten, een vergoeding toekennen voor schade die hij heeft geleden ten gevolge van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis. Naar het oordeel van het hof doet zich een dergelijke situatie hier voor.
6. Appellant is op 1 juni 2004 in verzekering gesteld. De inverzekeringstelling is geëindigd op 3 juni 2004. Derhalve heeft appellant drie dagen in verzekering doorgebracht. Deze dagen heeft hij in een politiecel verbleven.
7. Het hof ziet geen aanleiding om ter zake de publiciteitsschade, de extra vergoeding, bestaande uit gederfde inkomsten en ideële schade zoals door verzoeker in de onderhavige procedure opgevoerd, en de gemiste toeslag over de overuren een hogere vergoeding toe te kennen dan de gebruikelijke, nu de door appellant gestelde schade die daartoe zou nopen, niet zo zeer het gevolg is van de ondergane verzekering als wel van de verdenking en vervolging ter zake van het aan die verzekering ten grondslag liggende strafbare feit.
8. Het hof is van oordeel dat geen redenen aanwezig zijn om aan appellant een vergoeding toe te kennen voor het extra gebruik van zijn personenauto, nu onvoldoende is komen vast te staan dat deze kosten in direct causaal verband staan tot de door appellant ondergane verzekering.
9. Naar het oordeel van het hof zijn er alle omstandigheden in aanmerking genomen, in het bijzonder gelet op het feit dat appellant als politieambtenaar werkzaam is, gronden van billijkheid aanwezig om aan appellant een hogere vergoeding toe te kennen dan de standaardvergoeding die pleegt te worden toegekend voor de schade welke tengevolge van de ondergane verzekering is geleden. Het hof zal aan appellant € 190,- per dag in verzekering doorgebracht toekennen. Derhalve kan aan appellant worden toegekend € 570,-.
10. Het hof is aldus van oordeel dat de beslissing van de rechtbank vernietigd dient te worden en zal opnieuw recht doen.
BESCHIKKENDE
Het hof:
- vernietigt de beschikking waarvan beroep en kent aan appellant toe op gronden als hiervoor omschreven een vergoeding uit ’s Rijks kas ten bedrage van
€ 570,= (zegge: vijfhonderdzeventig euro) en gelast de tenuitvoerlegging daarvan;
- beveelt de griffier om bovenstaand bedrag over te maken op een nader door appellant op te geven bank- of girorekening.
Deze beschikking is gegeven te Arnhem door mrs E.A.K.G. Ruys, voorzitter,
A.G. Coumans en E. van der Herberg, raadsheren, in tegenwoordigheid van
J.R.M. Roetgerink, griffier, ondertekend door de voorzitter, zijnde de griffier buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 augustus 2006.