ECLI:NL:GHARN:2008:BF7580

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
1 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-00574
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Willekeurige afschrijving en verliesvaststelling in inkomstenbelasting

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem, betreft het een geschil over de vaststelling van een verlies in de inkomstenbelasting voor het jaar 1997. De belanghebbende, X, had een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ontvangen, waarbij de inspecteur het verlies op ƒ 21.969 had vastgesteld. Na bezwaar en een eerdere uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, werd de zaak in cassatie gebracht bij de Hoge Raad, die de uitspraak van het Gerechtshof vernietigde en de zaak verwees naar het Gerechtshof te ’s-Gravenhage. Dit hof verklaarde het beroep ongegrond, maar ook deze uitspraak werd door de Hoge Raad vernietigd, waarna de zaak opnieuw naar het Gerechtshof Arnhem werd verwezen.

Tijdens de zitting op 27 augustus 2008, waar beide partijen niet verschenen, werd vastgesteld dat partijen overeenstemming hadden bereikt over een willekeurige afschrijving van ƒ 159.832 en dat het verlies op ƒ 181.801 moest worden vastgesteld. Het Hof oordeelde dat er geen reden was om deze overeenstemming niet te volgen, en besloot dat het verlies onbeperkt verrekenbaar was. De uitspraak van de inspecteur werd vernietigd, en de verliesbeschikking werd gewijzigd in een te verrekenen verlies van € 82.497,70, waarvan een deel onbeperkt verrekenbaar was.

De beslissing van het Gerechtshof werd op 1 oktober 2008 openbaar uitgesproken. De proceskosten van de belanghebbende werden vastgesteld op € 322, te vergoeden door de Staat. Beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM
Sector belasting
nummer 07/00574
uitspraakdatum: 1 oktober 2008
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het beroep van
X, wonende te Z (hierna: belanghebbende)
(hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van
de inspecteur van de Belastingdienst te P (hierna: de Inspecteur).
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 1997 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd. Gelijktijdig met het vaststellen van deze aanslag heeft de Inspecteur bij beschikking het verlies van dat jaar vastgesteld op ƒ 21.969. De beschikking is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.
1.2. Belanghebbende is van bovenvermelde uitspraak in beroep gekomen bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat het beroep ongegrond heeft verklaard.
1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft bij arrest van 14 mei 2004, nr. 39 771, BNB 2004/247, de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam vernietigd en het geding verwezen naar het Gerechtshof te ’s-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.
1.4. Het Gerechtshof te ’s-Gravenhage heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Gravenhage beroep in cassatie ingesteld. De Inspecteur heeft incidenteel beroep in cassatie ingesteld.
1.5. De Hoge Raad heeft bij arrest van 30 november 2007, nr. 41 577, BNB 2008/32, de uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Gravenhage vernietigd en het geding verwezen naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest.
1.6. De Inspecteur heeft, daartoe door het Hof in de gelegenheid gesteld, naar aanleiding van het arrest een schriftelijke conclusie ingediend. Belanghebbende heeft, daartoe door het Hof in de gelegenheid gesteld, op de inhoud van die conclusie schriftelijk gereageerd. De Inspecteur heeft bij faxbericht van 25 augustus 2008 zijn conclusie aangevuld.
1.7. Bij het onderzoek ter zitting op 27 augustus 2008 te Arnhem zijn beide partijen met kennisgeving aan het Hof niet verschenen.
2. Beoordeling van het geschil
2.1. Uit de stukken blijkt dat partijen nader het standpunt innemen dat alsnog een bedrag van ƒ 159.832 als willekeurige afschrijving ten laste van de winst kan worden gebracht en dat het verlies moet worden vastgesteld op ƒ 181.801. Het Hof ziet geen aanleiding partijen hierin niet te volgen en zal dienovereenkomstig beslissen.
2.2. Nu het een verhoging van een verlies uit onderneming betreft, is met betrekking tot die verhoging sprake van een onbeperkt verrekenbaar verlies.
3. Slotsom
Het beroep is gegrond, de uitspraak van de Inspecteur kan niet in stand blijven.
4. Kosten
De proceskosten van belanghebbende bij dit Hof zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op € 322 aan kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
5. Beslissing
Het Gerechtshof:
– verklaart het beroep gegrond,
– vernietigt de uitspraak van de Inspecteur,
– wijzigt de verliesbeschikking in een, strekkende tot een per 31 december 1997 nog te verrekenen verlies van € 82.497,70 [ƒ 181.801], waarvan € 76.022,25 [ƒ 167.531] onbeperkt verrekenbaar en € 6.475,45 [ƒ 14.270] beperkt verrekenbaar.
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 322, te vergoeden door de Staat.
Deze uitspraak is gedaan te Arnhem door mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter, mr. J. Lamens en mr. J.A. Monsma, in tegenwoordigheid van mr. A.W.M. van der Waerden als griffier.
De beslissing is op 1 oktober 2008 in het openbaar uitgesproken.
De Griffier, De voorzitter,
(A.W.M. van der Waerden) (D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
postbus 20303, 2500 EH Den Haag
(bezoekadres: Kazernestraat 52).
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.