GERECHTSHOF ARNHEM
economische raadkamer
Pkn: 21-003730-03
Avnr: 11248-06
Het hof heeft gezien het op 8 november 2006 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift van:
[naam verzoeker],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum],
wonende te [adres verzoeker],
domicilie kiezende te [adres kantoor raadsman],
ten kantore van zijn raadsman,
hierna te noemen verzoeker,
ingediend door mr. [naam raadsman], advocaat te [plaatsnaam], strekkende tot toekenning van een vergoeding ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering voor de door verzoeker ten behoeve van het onderzoek en de behandeling der zaak gemaakte reis- en verblijfskosten, voor inkomensschade die hij tengevolge van het strafrechtelijk onderzoek heeft geleden en in de kosten van de raadsman, vermeerderd met de kosten voor het indienen en behandelen van het verzoekschrift.
Het hof heeft gehoord in openbare raadkamer van 17 december 2007 en 7 april 2008 de advocaat-generaal, en in openbare raadkamer van 3 juni 2008 de advocaat-generaal en verzoeker, bijgestaan door mr. [naam raadsman] voornoemd.
Het hof heeft kennis genomen van de overige zich in het procesdossier bevindende stukken, waaronder de conclusie en de aanvullende conclusie van de advocaat-generaal en de brieven de raadsman, respectievelijk gedateerd 14 februari 2008, 4 maart 2008, 19 maart 2008 en 9 april 2008.
Het hof heeft de uitspraak die ter zitting van 3 juni 2008 was bepaald op 28 juli 2008, nader bepaald op 11 augustus 2008. De advocaat-generaal en de raadsman zijn hiervan in kennis gesteld.
1. Bij arrest van de Hoge Raad van 12 september 2006 is het arrest van dit hof van 29 november 2004 vernietigd en is het Openbaar Ministerie wegens verjaring niet-ontvankelijk verklaard in de strafvervolging. De zaak is derhalve geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
2. Het verzoekschrift is tijdig ingediend en is in zoverre ontvankelijk. Hoewel in het verzoekschrift ook wordt gerefereerd aan de artikelen 89 en 591 van het Wetboek van Strafvordering verstaat het hof dat verzoek, gelet op de inhoud, als een verzoek op grond van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering, nu er geen sprake is geweest van verzekering of voorlopige hechtenis en ook niet van kosten die in het belang van het onderzoek zijn gemaakt.
3. De advocaat-generaal heeft wat betreft de gevraagde vergoeding wegens reiskosten voor het bijwonen van de terechtzittingen geconcludeerd tot toewijzing op basis van het tarief openbaar vervoer tweede klasse en wat betreft de gevraagde vergoeding wegens inkomensschade tot afwijzing nu artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering niet kan dienen als grondslag voor die schade. De advocaat-generaal heeft ter zitting geconcludeerd tot toekenning van een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand van verzoeker, met dien verstande dat het toe te wijzen bedrag naar billijkheid moet worden bepaald nu de door verzoeker overgelegde declaraties en specificaties geen helder en inzichtelijk beeld geven van de daadwerkelijk gemaakte kosten. Zij heeft opgemerkt dat er redenen zijn om aan te nemen dat verzoeker heel vaag doet over de declaraties teneinde mr. [naam raadsman] in bescherming te nemen, maar dat zij de gevolgen daarvan niet bij verzoeker wil leggen.
4. De raadsman heeft gepersisteerd bij het verzoek. Hij heeft daarbij aangegeven dat naar aanleiding van de behandeling van een verzoek tot vergoeding van de kosten van de raadsman in een andere zaak bij dit hof, is gebleken dat in de declaraties aan verzoeker fouten waren geslopen waardoor deze gecorrigeerd moesten worden, hetgeen heeft geleid tot declaraties die in 2008 zijn gedateerd.
5. Ingevolge artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering kan, indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, aan de gewezen verdachte of zijn erfgenamen, op een verzoek ingediend binnen drie maanden na beëindiging van de zaak, uit 's Rijks kas een vergoeding worden toegekend voor zijn ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, voor de schade welke hij tengevolge van tijdverzuim door de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede in de kosten van een raadsman.
Op grond van artikel 90, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
6. De door verzoeker gevraagde vergoeding van reiskosten voor het bijwonen van de behandeling van de zaak door de rechtbank te Almelo op 26 juni 2003 en voor het bijwonen van de behandeling van de zaak door dit hof op 15 november 2004 is voor toewijzing vatbaar op de voet van het bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken bepaalde. Toegewezen kan worden:
- eenmaal een retour bus [woonplaats]-Almelo à: € 7,36
- eenmaal een retour bus/NS 2e klasse [woonplaats]-Arnhem à:€ 26,16
Derhalve in totaal € 33,52
7. Verzoeker stelt door het strafrechtelijk onderzoek inkomensschade te hebben geleden als gevolg van:
- negatieve publiciteit ad € 750,=;
- misgelopen premies wegens zijn royement als lid van het IKB ad € 1.800,=;
- het voor eigen rekening komen van de kosten van monstername door het CBD ad € 1.750,=;
- minderwaarde bij verkoop van zijn runderen ad € 1.250,=.
Deze schadeposten die overigens niet zijn onderbouwd, vallen naar hun aard buiten het beslissingskader van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoek zal in zoverre worden afgewezen.
8. Verzoeker is in eerste aanleg, in hoger beroep en gedurende het beroep in cassatie bijgestaan door mr. [naam raadsman]. Verzoeker heeft in het inleidende verzoekschrift verzocht om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand ad
€ 7.095,82, inclusief BTW, namelijk ter zake van:
- de procedure in eerste aanleg: € 2.938,27, incl. BTW;
- de procedure in hoger beroep: € 1.950,85, incl. BTW;
- de procedure in cassatie: € 2.206,70, incl. BTW.
Ter onderbouwing van deze kosten zijn bij het verzoekschrift urenspecificaties gevoegd, maar geen declaraties.
9. Het hof heeft verzoeker ter zitting van 17 december 2007, toen de behandeling van het verzoekschrift wegens verhindering van mr. [naam raadsman] op zijn verzoek is aangehouden, in de gelegenheid gesteld om alsnog de declaraties van zijn raadsman aan het hof over te leggen. Verzoeker heeft vervolgens twee declaraties overgelegd, beide gedateerd op 26 februari 2008, één tot een bedrag van € 2.815,20 en de andere tot een bedrag van € 1.950,86, totaal € 4.766,06. Declaraties die zijn gedateerd voor de indiening van het verzoekschrift, zijn niet overgelegd.
10. Ter zitting van 3 juni 2008 hebben mr. [naam raadsman] en verzoeker desgevraagd medegedeeld dat er gedurende de loop van de procedure, dus voor de indiening van het verzoekschrift, declaraties zijn verzonden resp. ontvangen en dat die zijn betaald. Het hof constateert dat verzoeker deze declaraties, ondanks het gestelde in het proces-verbaal van de zitting van 17 december 2007 en het proces-verbaal van de zitting van 7 april 2008, niet aan het hof heeft overgelegd. Ter zitting van 3 juni 2008 heeft verzoeker verder medegedeeld dat is afgesproken dat mr. [naam raadsman] een hoger tarief zou rekenen bij een goede afloop, maar over de wijze waarop daaraan invulling is gegeven, zijn geen gegevens verstrekt. Ook is geen inzicht gegeven in de correcties die mr. [naam raadsman] na de zitting van 17 december 2007 op de eerdere - voor het hof onbekende - declaraties heeft toegepast.
11. Het hof is van oordeel dat verzoeker geen openheid van zaken heeft gegeven over de kosten van rechtsbijstand, zodat geen inzicht is verkregen in de kosten van rechtsbijstand die ten laste van verzoeker zijn gekomen. Dit wordt in het bijzonder veroorzaakt doordat de declaraties die voor het indienen van het verzoekschrift aan verzoeker zijn verzonden, niet zijn overgelegd. Nu verzoeker ampel de gelegenheid heeft gehad om dat inzicht te verschaffen, valt het ontbreken daarvan hem aan te rekenen. Het risico van het tekortschieten ligt in het kader van deze procedure in dit geval bij hem. Wegens dit verwijtbaar ontbreken van een betrouwbaar inzicht in de kosten van de raadsman die ten laste van verzoeker zijn gekomen, ziet het hof geen grond om ter zake van die kosten aan verzoeker enige vergoeding toe te kennen. Het verzoek zal ook in zoverre worden afgewezen.
12. Ter zitting van 3 juni 2008 heeft verzoeker desgevraagd medegedeeld dat hij als ondernemer de over de declaraties van zijn raadsman verschuldigde BTW in vooraftrek kan brengen zodat de BTW voor hem niet als een kostenpost is aan te merken.
13. Gelet op de landelijke aanbeveling inzake verzoekschriften schadevergoeding kan in het onderhavige geval als vergoeding voor kosten verbonden aan de indiening en behandeling van dit verzoekschrift, worden toegewezen € 455,= (exclusief BTW).
- kent aan verzoeker toe als hiervoor omschreven een vergoeding uit ’s-Rijks kas ten bedrage van € 488,52, (zegge: vierhonderdachtentachtig euro en tweeënvijftig cent) en gelast de tenuitvoerlegging daarvan;
- wijst af hetgeen meer of anders is verzocht;
- beveelt de griffier om bovenstaand bedrag over te maken op een nog nader door verzoeker op te geven rekeningnummer.
Deze beschikking is gegeven te Arnhem door mr. E.A.K.G. Ruys, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B.P. Snijder, griffier, ondertekend door de voorzitter en de griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 augustus 2008.