Ten aanzien van de feiten
1. Tussen partijen staan de volgende feiten vast als enerzijds gesteld en anderzijds onvoldoende weersproken.
1.1 [het transportbedrijf] was tot 2005 aangesloten bij de werkgeversorganisatie Transport en Logistiek Nederland (TLN).
Tussen een aantal werkgeversorganisaties, waaronder TLN, en de vakbonden FNV Bondgenoten en CNV Bedrijvenbond is op 29 september 2000 overeenstemming bereikt over (onder meer) een vroegpensioenregeling voor de betrokken branche, als vervanging voor de VUT-regeling, die op 1 januari 2002 zou ingaan. De onderhandelingsakkoorden zijn neergelegd in het Protocol Onderhandelingsakkoord van eerstgenoemde datum (verder: het protocol).
Uit het protocol volgt dat de vroegpensioenregeling moet gelden voor alle werknemers in het beroepsgoederenvervoer die op 31 maart 2001 53 jaar of jonger waren en dat de voegpensioenregeling en de in het protocol voorziene overgangsmaatregelen worden gefinancierd door middel van een bedrijfstakheffing, te betalen door de werkgevers in de bedrijfstak beroepsgoederenvervoer c.a. over de loonsom van alle daarin werkzame werknemers van 16 tot 65 jaar.
1.2 Het protocol is niet ingevolge de Wet op de loonvorming als CAO aangemeld bij de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
1.3 Het Prepensioenfonds is opgericht teneinde, overeenkomstig zijn statuten en reglementen, aan de (gewezen) werknemers in de betrokken branche een tijdelijk ouderdomspensioen (prepensioen) toe te kennen. PVF Achmea is aangewezen als uitvoerder.
1.4 Het Prepensioenfonds en de onderhandelingspartners bij het protocol hebben rond 16 november 2001 de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verzocht om de deelneming in de vroegpensioenregeling verplicht te stellen voor alle werknemers van 21 tot 60 jaar in de desbetreffende bedrijfstak met toepassing van artikel 2, eerste lid, van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (in het vervolg: Wet Bpf 2000). De Minister voornoemd heeft bij besluit van 13 februari 2003 de gevraagde verplichtstelling afgegeven en bepaald dat genoemd besluit in werking treedt met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het besluit is geplaatst, hetgeen neerkomt op 20 februari 2003.
1.5 Het Prepensioenfonds heeft [het transportbedrijf], ook voor 20 februari 2003, nota's betreffende de premiebetaling verzonden, welke [het transportbedrijf] deels heeft voldaan.
1.6 [het transportbedrijf] heeft in oktober 2004 het Prepensioenfonds verzocht om restitutie van de afgedragen premies over het jaar 2002. Het prepensioenfonds heeft bij brief, gedateerd 26 november 2004, [het transportbedrijf] gewezen op de consequenties van premierestitutie ("uw werknemers bouwen geen prepensioenaanspraken op over 2002; uw werknemers kunnen op de prepensioendatum niet in aanmerking komen voor de overgangsregeling"). Het Prepensioenfonds heeft [het transportbedrijf] verzocht, mocht zij desondanks de premie gerestitueerd wensen te krijgen, een vrijwaringsverklaring in te vullen.
[het transportbedrijf] heeft een dergelijke vrijwaringsverklaring, gedateerd 27 oktober 2004, aan het Prepensioenfonds geretourneerd.
1.7 De uitvoerder van het Prepensioenfonds heeft op 19 november 2004 een tweetal correctienota's naar [het transportbedrijf] verzonden, groot - € 45.604,92 over 2002 en - € 9.493,99 over 2003.
1.8 [het transportbedrijf] heeft vervolgens verzocht om rentevergoeding over de gerestitueerde premies.
Het Prepensioenfonds heeft naar aanleiding van het verzoek om rentevergoeding vastgesteld dat [het transportbedrijf] op grond van haar lidmaatschap van TLN toch gehouden was om de prepensioenpremie over 2002 en 2003 te betalen.
1.9 PVF Achmea heeft namens het Prepensioenfonds aan [het transportbedrijf] nota's gezonden, gedateerd 10 juni 2005, tot betaling van € 45.604,92 als premie over 2002 en € 9.493,99 als premie over 2003.[het transportbedrijf] heeft deze nota's, ook na aanmaning, niet voldaan.
1.10 Bij dwangbevel van 14 november 2005, aan [het transportbedrijf] betekend op 24 november 2005, heeft het prepensioenfonds bevel gedaan om te betalen aan hoofdsommen € 74.375,34 (bestaande uit de onder 1.9 genoemde nota's over 2002 en 2003 alsmede een nota betreffende 2005 en een bedrag aan verhogingen), een bedrag aan rente groot € 750,30 berekend tot 14 november 2005 en een rentepost PM voor de periode daarna, alsmede de explootkosten groot € 82,40.
1.11 [het transportbedrijf] heeft op dit dwangbevel de daarin vermelde premie die betrekking heeft op 2005 betaald.