ECLI:NL:GHARN:2008:BC5100
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- J. Hermans
- M.J. van der Meer
- A. Peper
- Rechtspraak.nl
Verlof tot het leggen van conservatoir beslag ten laste van een echtgenoot in een gemeenschap van goederen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 22 februari 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van een bouwbedrijf om verlof te verlenen tot het leggen van conservatoir beslag op de onverdeelde helft van een woning, die deel uitmaakt van de huwelijksgemeenschap van de geïntimeerde en haar echtgenoot. De voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad had eerder, op 31 oktober 2007, dit verzoek afgewezen voor zover het betrekking had op de geïntimeerde. Het hof oordeelt dat de afwijzing van het gevraagde verlof geen steun in het recht vindt. Volgens de artikelen 1:95 en 1:96 van het Burgerlijk Wetboek kunnen zowel gemeenschapsschulden als privé-schulden van een van de echtgenoten worden verhaald op de goederen van de gemeenschap. Het hof stelt vast dat het niet relevant is dat de geïntimeerde zelf geen schuldenaar is voor de vordering waarvoor beslag wordt gelegd, aangezien beslag kan worden gelegd op goederen die tot de gemeenschap behoren en mede op haar naam staan.
Het hof verleent daarom alsnog verlof tot het leggen van conservatoir beslag op de onverdeelde helft van de woning, die kadastraal bekend is als sectie B nummer 2385, groot 13 are en 11 centiare. Het hof vernietigt de eerdere beschikking voor zover deze het verlof ten laste van de geïntimeerde weigerde en stelt het bedrag waarvoor het verlof wordt verleend op € 940.000,-, inclusief rente en kosten. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad op alle dagen en uren. De zaak is behandeld ter zitting op 20 februari 2008, waarbij de advocaat van het bouwbedrijf de zaak heeft toegelicht, terwijl de geïntimeerde niet is verschenen.